Wijziging beloningssysteem instemmingsplichtig

OR en bestuurder worden het niet eens over een wijziging in de betaling van de wachtdiensten die door medewerkers worden gewerkt. De kantonrechter komt er uiteindelijk aan te pas om daar een uitspraak over te doen.

Aanleiding

De ondernemingsraad van de uitvoeringsorganisatie van een waterschap krijgt een voorstel ter afstemming met de OR over een nieuwe wachtdienstregeling. Er zijn zo’n 420 medewerkers die met de nieuwe regeling te maken krijgen in hun verschillende wachtdienstgroepen. Een van de wijzigingen in dat voorstel is betaling van de wachtdiensten op realisatiebasis, in dit geval betaling achteraf nadat de wachtdienst is gelopen. De OR reageert deels positief op de plannen. De OR wil wel gedeeltelijk instemmen met de voorstellen, maar níet met de uitbetaling op realisatiebasis. De ondernemer laat weten dat er geen instemming van de OR nodig is omdat de uitbetaling van de wachtdiensten op realisatiebasis al inhoudelijk uitputtend in de cao geregeld is en dat de uitbetaling per maand niet meer mogelijk is op basis van de huidige (standaard-)cao.

Claim OR

De OR claimt bij de kantonrechter dat de OR een bovenwettelijk instemmingsrecht heeft voor een besluit om de regeling tot de uitbetaling op realisatiebasis van wachtdiensten te wijzigen. Bovendien wil de OR dat het de werkgever verboden wordt de gewijzigde regeling in te voeren. Tijdens de procedure ontvangt de OR een instemmingsverzoek met een voorstel voor maandelijkse betaling.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter spreekt zich eerst uit over de vraag of er daadwerkelijk sprake is van een bovenwettelijk instemmingsrecht, omdat de bestuurder tijdens de procedure een instemmingsverzoek stuurt over de uitbetaling van de wachtdiensten. Feitelijk is dat antwoord daarop niet zo belangrijk, want wat de kantonrechter betreft komt de OR sowieso instemmingsrecht toe, omdat er sprake is van de wijziging van een beloningssysteem (WOR, artikel 27, 1e lid, onderdeel c). De rechter stelt vast dat de OR de gevraagde instemming niet onvoorwaardelijk heeft gegeven.
Het is dan ook aan de kantonrechter om te bepalen of er in dit geval vervangende toestemming moet worden gegeven. Dat kan alleen als er sprake is van zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen, of als de OR onredelijk is geweest door niet in te stemmen.

OR niet onredelijk

De kantonrechter oordeelt dat de OR in dit geval niet onredelijk is geweest en er wordt daarom geen vervangende toestemming gegeven. Het argument dat al 20 jaar met een vaste vergoeding wordt gewerkt. Dat is ook het geval ook na het vervallen in 2020 van de Uitvoeringsregeling die daaraan ten grondslag lag. Bovendien blijkt nergens uit de cao dat het de ondernemer verboden maandelijks een vast bedrag uit te betalen
Onder deze omstandigheden heeft de onderneming aangetoond dat de oude regeling niet meer zou kunnen worden toegepast.

Commentaar

In dit geval is de gedeeltelijke instemming van de ondernemingsraad zodanig geweest dat óók duidelijk wordt dat er met een onderdeel van het voorgenomen besluit (de uitbetaling) níet wordt ingestemd. Formeel geeft de WOR geen ruimte om onder voorwaarden in te stemmen, maar als een OR dat onder gegeven omstandigheden tóch wil doen, zorg er dan voor dat klip-en-klaar duidelijk is dat er niet wordt ingestemd als niet aan de voorwaarde(n) wordt voldaan.


  • Zelf de uitspraak van de kantonrechter lezen? Klik hier
  • Juridische ondersteuning nodig bij een instemmingsverzoek of adviesprocedure? Neem contact op
  • Als OR aan de slag met een instemmingsverzoek? Neem contact op