OR wint geding om stopzetten thuiswerken

Als de multinational besluit om wereldwijd al het thuiswerken af te schaffen stapt de ondernemingsraad van het Nederlandse onderdeel voor een kortgeding naar de kantonrechter, omdat er geen instemming is gevraagd. Die doet door onder meer een uitspraak over de instemmingsplichtigheid van een gewijzigde thuiswerkregeling.

Wat eraan vooraf ging

Vanaf 2016 is het voor het Nederlandse bedrijf mogelijk om thuis te werken, onder voorwaarde van goedkeuring door de leidinggevende. Werknemers die structureel en op vaste dagen thuiswerken hebben dit in een thuiswerkovereenkomst vastgelegd. Er wordt een concernbesluit genomen dat alle medewerkers vanaf 2 juni 2025 alle werkdagen onder de noemer Return-to-Office (RtO) op kantoor moeten werken.

OR maakt bezwaar

De OR van de Europese tak van het bedrijf maakt bezwaar tegen dat concernbesluit. Het Europese management wees dat bezwaar af. Vervolgens liet de Nederlandse onderneming begin juni 2025 weten dat het nieuwe RtO-beleid ook in Nederland zou worden doorgevoerd. De Nederlandse OR  verklaarde het besluit nietig en stapte naar de rechter. De raad eist dat de bestaande thuiswerkafspraken en -overeenkomsten worden voortgezet, totdat hij heeft ingestemd met dit Return-to-Office besluit. De OR ziet het besluit als een wijziging op het gebied van de arbeidsomstandigheden en dat is instemmingsplichtig. De raad roept nietigheid in, waardoor het besluit om het thuiswerkbeleid te schrappen ongeldig wordt verklaard. De onderneming vindt dat er geen sprake is van instemmingsrecht, en er dan ook niet om instemming gevraagd hoeft te worden. Bovendien zou de OR te laat zijn met zijn nietigverklaring.

Uitspraak kantonrechter

De kantonrechter rekent – in tegenstelling tot de ondernemer – het wijzigen van de thuiswerkregeling wél tot een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden. Daarmee betreft het een instemmingsplichtig besluit. Bovendien heeft de OR tijdig nietigheid ingeroepen, omdat niet de datum van het besluit (9-4-2025), maar de datum van de bekendmaking door de bestuurder (4-6-2025) aan het personeel dat het besluit van de holding moet worden uitgevoerd, als datum telt.

De bestaande afspraken en overeenkomsten op thuiswerkgebied moeten worden gehandhaafd. Van een wijziging kan pas sprake zijn als een instemmingsverzoek wordt ingediend.

Commentaar

Voor alle ondernemingsraden die met thuiswerkbeleid te maken hebben in de onderneming is dit een belangrijke uitspraak, omdat de kantonrechter hier het instemmingsrecht van de OR toekent, terwijl dat niet met zoveel woorden uit de wetstekst te halen valt. De rechter ziet de arbeidsomstandigheden voor het altijd werken op kantoor als wezenlijk anders dan voor iemand de vrijheid heeft om één of meerdere dagen per week thuis te werken. De thuiswerkers hebben meer grip op de werk/privé-balans en meer grip het indelen van hun werkuren. Het bevordert de balans tussen werk en privé en daarmee ook de psychosociale arbeidsbelasting en daarmee het welzijn van de werknemers.

Opmerkelijk

Opmerkelijk is dat de NL-onderneming veroordeeld wordt om aan de OR een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet de RtO-maatregel intrekt, tot een maximum van € 500.000,- is bereikt.


  • Zelf de uitspraak van de kantonrechter lezen? Klik hier
  • Juridische ondersteuning nodig bij de thuiswerkregeling? Neem contact op
  • Als OR aan de slag met de veranderingen in de thuiswerkregeling? Neem contact op