Eenzijdig opzeggen van ondernemingsovereenkomst. Mag dat?

Ondernemingsraad en ondernemer kunnen op grond van artikel 32 van de WOR een ondernemingsovereenkomst afsluiten, waarin extra bevoegdheden voor de ondernemingsraad zijn vastgelegd. Belangrijk kenmerk van zo’n overeenkomst is dat die niet zomaar eenzijdig kan worden gewijzigd; niet door de OR en niet door de ondernemer. De kantonrechter doet uitspraak als een ondernemer eenzijdig de ondernemingsovereenkomst met zijn OR wil wijzigen.

Wat eraan voorafging

De ondernemer sluit in 2012 met de ondernemingsraad een ondernemingsovereenkomst af waarin aan de OR instemmingsrecht wordt toegekend voor besluiten over de jaarlijkse salarisverhoging oftewel de Annual Salary Raise (ASR). Tot 2022 wordt jaarlijks met instemming van de OR de jaarlijkse salarisverhoging vastgesteld. Standaard werden de ontwikkelingen in de ICK-cao (Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche) gevolgd. In dat jaar wijkt de ondernemer eenzijdig af van de cao-afspraak door 0,2 procent meer te bieden dan de cao, maar vraagt daarvoor geen instemming aan de OR. De OR grijpt niet in.

11 procent vragen, met 7 genoegen nemen

In 2023 doet de OR een voorstel voor een salarisverhoging met 11 procent, terwijl in de ICK-cao een verhoging met 6 procent is afgesproken. De ondernemer vraagt opnieuw geen instemming en verhoogt eenzijdig de salarissen met 7 procent. De OR verklaart het besluit nietig, maar legt zich uiteindelijk toch neer bij een salarisverhoging van 7 procent over 2023.

Ondernemingsovereenkomst eenzijdig opzeggen

In de overlegvergadering van februari 2023 kondigt de bestuurder aan om de ondernemingsovereenkomst te willen opzeggen. De ondernemer wil geen overleg meer met de OR over de ASR. De OR verzoekt de kantonrechter om te oordelen dat de opzegging van de ondernemingsovereenkomst ongeldig is en dat de ondernemer gehouden blijft aan deze ondernemingsovereenkomst. Het gaat dan vooral over de instemmingsplichtige onderwerpen. De ondernemer vindt dat de OR niet-ontvankelijk is en vordert ook de afwijzing van de OR-verzoeken.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter stelt vast dat de ondernemingsovereenkomst tussen de ondernemer en de OR is gesloten voor onbepaalde tijd. De overeenkomst bevat een opzeggingsregeling, die onder meer vereist dat voorafgaand aan opzegging overleg plaatsvindt over zowel het voornemen tot opzegging als de omgang met lopende instemmingsverzoeken. De kantonrechter stelt vast dat er tijdens meerdere overlegvergaderingen is gesproken over de opzegging, zodat aan de tweede voorwaarde is voldaan.

Eenzijdig opzeggen niet rechtsgeldig

Weliswaar heeft de ondernemer geen instemming aan zijn OR gevraagd voor de jaarlijkse salarisverhoging (ASR) over 2023, maar dat doet niets af aan het feit dat inhoudelijk overleg over de ASR heeft plaatsgevonden. Maar dit feit betekent niet dat daarmee het eenzijdig opzeggen van de ondernemingsovereenkomst rechtsgeldig is.
De kantonrechter grijpt terug op jurisprudentie van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat alleen zwaarwichtige omstandigheden een eenzijdige opzegging rechtvaardigen.

Impasse

De ondernemer betoogt dat er een impasse over de ASR was ontstaan, maar de kantonrechter vindt dat die mede door wederzijds onbegrip is ontstaan. Bovendien had de ondernemer bij de kantonrechter om vervangende toestemming kunnen vragen als de OR niet instemt met de salarisvoorstellen. Ook had een beroep gedaan kunnen worden op de algemene klachtenregeling uit de WOR (artikel 36, 2e lid). De ondernemingsovereenkomst geeft de OR instemmingsrecht op een primaire arbeidsvoorwaarde, en dat is een uitzonderlijke bevoegdheid, omdat doorgaans bonden en werkgevers daarover onderhandelen.

OR is gelijkwaardige overlegpartner

De kantonrechter vindt dat de OR als gelijkwaardig overlegpartner het recht heeft om óók met voorstellen te komen en daarover zijn achterban te raadplegen. Hij oordeelt dat de ondernemer onvoldoende zwaarwichtige redenen heeft aangevoerd om een eenzijdige opzeggen van de overeenkomst met de OR te rechtvaardigen. Daarvoor had de ondernemer eerst gebruik moeten maken van de contractueel en wettelijk geboden manieren om het stagnerende overleg met de OR over de ASR vlot te trekken.
De ondernemingsovereenkomst is nog steeds van kracht; bestuurder zal over de ASR instemming aan de OR moeten blijven vragen.

Commentaar

De ondernemingsovereenkomst uit artikel 32 van de WOR blijkt – nogmaals – geen dode letter te zijn. Zowel OR als bestuurder dienen gemaakte afspraken na te komen. Kenmerk van zo’n overeenkomst is dat er extra bevoegdheden voor de OR worden afgesproken (lid 2). Dat kunnen dus ook afspraken zijn over de primaire arbeidsvoorwaarden, een onderwerp waarover de ondernemingsraad op grond van de WOR geen instemmingsbevoegdheden heeft.
Uit de uitspraak wordt ook duidelijk dat eenzijdig opheffen van de afspraak niet zomaar mogelijk is; voor intrekken of wijzigen is opnieuw overeenstemming tussen OR en bestuurder nodig.
Belangrijk detail is dat een afschrift van de ondernemingsovereenkomst aan de bedrijfscommissie van de SER moet worden gezonden. Dat geldt ook voor herziene versies ervan.


  • Zelf de uitspraak van de kantonrechter lezen? Klik hier
  • Juridische hulp nodig bij een ondernemingsovereenkomst? Stuur een e-mail
  • Als OR aan de slag met een ondernemingsovereenkomst? Stuur een e-mail