Werknemer maakt aanspraak op klokkenluidersbescherming
Een werknemer maakt melding van een mogelijke belangenverstrengeling door de ad-interimdirecteur maar wordt uiteindelijk na een melding daarover aan de Raad van Commissarissen op non-actief gesteld. Hij meldt de belangenverstrengeling aan bij het Huis voor Klokkenluiders (HvK). Doet hij een terecht beroep op de klokkenluidersbescherming?
Wat eraan vooraf ging
Vanaf mei 2024 heeft de werknemer bij verschillende collega’s aangegeven te vermoeden dat sprake is van belangenverstrengeling door de ad-interimdirecteur. Via een e-mail heeft hij zijn zorgen en zijn constateringen over de periode december 2023 tot en met mei 2024 met de nodige onderbouwing aan de CEO van werkgeefster verstuurd. In juni 2024 heeft werknemer een formele klacht ingediend over ongewenste omgangsvormen richting hem door de directeur. Een maand later heeft hij meerdere e-mails over het handelen van de directeur aan zijn leidinggevende verstuurd, maar hij krijgt vervolgens een schriftelijke reprimande van zijn leidinggevende. Van de werkgeefster ontvangt hij een tweede en laatste waarschuwing. Daarop doet de werknemer een formele klokkenluidersmelding; een week later bevestigd de RvC de melding. Aan de kantonrechter de taak om vast te stellen of de werknemer aanspraak kan maken op de bescherming die uit het melden van een klokkenluidersmelding volgt.
Oordeel kantonrechter
De eerste concrete en onderbouwde melding van werknemer aan de CEO van de onderneming dateert van juni 2024. De rechter ziet de ‘tweede en laatste officiële waarschuwing’ van een maand later niet als benadeling, omdat het een informele mail betreft zonder juridische status. De eerste melding dateert van november 2023 en heeft geen enkel verband met de klokkenluidersmelding van de werknemer.
Bij de kantonrechter betoogt de werkgeefster dat de werknemer andere collega’s heeft geïnformeerd over zijn klacht bij de RvC. De werknemer zegt echter alleen zijn leidinggevende te hebben geïnformeerd. Bewijs dat hij ook andere collega’s op de hoogte heeft gebracht ontbreekt. Een officiële waarschuwing is volgens de kantonrechter dan ook niet aan de orde.
Volgens de werkgeefster zijn de herhaalde en aanhoudende e-mails aan de leidinggevende de reden voor de waarschuwing. Die voelde zich daardoor onder druk gezet.
De mails zijn volgens de kantonrechter niet los te zien van de klokkenluidersmelding. De werknemer heeft zijn leidinggevende bijgepraat nadat die terugkwam van verlof en heeft haar op de hoogte gehouden, omdat de directeur invloed had op de lopende projecten waaraan de werknemer en leidinggevende samen werkten. De werknemer was daarnaast – op grond van de Gedragscode Integriteit Rijk – ook verplicht dit aan zijn leidinggevende te melden. De kantonrechter krijgt uit de mails de indruk dat de werknemer zich niet serieus genomen voelde door de leidinggevende en daardoor dwingender en aanhoudender werd en steun bij zijn leidinggevende zocht.
Op non-actief
In juli 2024 is de werknemer op non-actief gesteld. Volgens de werkgeefster was dit noodzakelijk, omdat er een onwerkbare situatie was ontstaan door een reeks van problemen met het ongepaste gedrag van werknemer en zijn communicatie. Maar… dit zou los staan van de lopende klokkenluidersmelding. De kantonrechter is het daar niet mee eens. De werkgeefster verwijt de werknemer dat hij niet met haar in gesprek wilde gaan om verdere onrust op de werkvloer te voorkomen, maar dat blijkt onjuist. Werknemer heeft wel degelijk ingestemd met een gesprek met de CEO. Ook is onvoldoende onderbouwd dat werknemer zijn melding binnen zijn team heeft verspreid. Met algemene beweringen over het gedrag van werknemer heeft werkgeefster het vermoeden dat de op non-actiefstelling in verband staat met de klokkenluidersmelding niet ontkracht. De kantonrechter gaat ervan uit dat de op non-actiefstelling van werknemer in verband staat met zijn klokkenluidersmelding.
Conclusie
De kantonrechter oordeelt dat de werknemer zich terecht beroept op de klokkenluidersbescherming. De officiële waarschuwing en de op non-actiefstelling moeten in deze context worden beoordeeld en zijn dus niet terecht. De kantonrechter veroordeelt werkgeefster de op non-actiefstelling ongedaan te maken en de waarschuwing in te trekken en zijn proceskosten te betalen.
Commentaar
Klokkenluiders lopen risico’s op arbeidsrechtelijke consequenties omdat ze een melding hebben gedaan. De aandacht wordt daardoor verlegd naar de klokkenluider in plaats van vermeende misstand waarover de melding is gedaan. In dit geval is de werknemer mans genoeg om naar de kantonrechter te stappen om zijn non-actiefstelling aan te kaarten. Werknemers zullen soms door de druk van leidinggevende en werkgever eerder afhaken en de organisatie verlaten. Werkgevers met meer vijftig of meer werknemers moeten een klokkenluidersregeling hebben. Als een werknemer, uitzendkracht e.d. een maatschappelijke misstand vaststelt, dan moet er een mogelijkheid zijn om daar als eerste een interne melding van te doen. De inhoud van de regeling is door de ondernemer zelf te bepalen, maar moet ten minste de volgende onderdelen bevatten:
- wat er gemeld kan worden;
- wie van de meldregeling gebruik kan maken;
- waar (bij welke meldpunten) een melding gedaan kan worden en in welke volgorde;
- wanneer een melder zijn melding extern kan doen.
- Zelf de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland lezen? Klik hier
- Meer informatie over het Huis voor klokkenluiders? Klik hier
- Juridische hulp nodig bij de klokkenluidersregeling of -melding? Neem contact op
- Als OR aan de slag met de klokkenluidersregeling voor de onderneming? Neem contact op