OR-lid wil geen dagdiensten

Een werknemer, ook OR- en COR-lid, wordt door zijn leidinggevende voortaan voor dagdiensten ingeroosterd, terwijl hij daarvoor in de vijfploegendienst werkte. Hij is het daar niet mee eens en start een kort geding om weer in het vijfploegenrooster te mogen werken.

Wat er aan vooraf ging

De werknemer werkt vanaf 1991 tot 2024 in vijfploegendiensten. Hij is daarnaast lid van de OR en de COR, secretaris van de commissie Veiligheid, Gezondheid en Preventie en hij is kaderlid van een vakbond. Voor zijn medezeggenschapstaken moet hij voor 2024 voor 66 dagen gefaciliteerd worden door zijn werkgever. Zijn leidinggevende wil dat hij vanaf 15-1-2024 in dagdiensten gaat werken, de werknemer wil dat niet en eist bij de kantonrechter het recht om in het vijfploegenrooster te blijven werken.

Oordeel kantonrechter

Als eerste toetst de kantonrechter of de werknemer een spoedeisend belang heeft bij deze procedure. Dat is voldoende aannemelijk, omdat het gaat over het wijzigen van zijn dagelijks werk. Zijn werkgever voert rechtsverwerking aan. De werknemer zou – gelet op zijn gedrag – met het nieuwe basisrooster akkoord zijn gegaan en vindt dat je na vijf maanden daarin werken daar niet meer op terug kan komen. De kantonrechter is het daar niet mee eens; dat er tijd is verstreken (vijf maanden) is geen reden om de werknemer het procederen over het rooster te ontzeggen. Daarnaast heeft de werknemer aantoonbaar in deze periode bij zijn leidinggevende geklaagd dat zijn rooster niet klopte met wat erover in het roostersysteem stond en het niet ondubbelzinnig heeft geaccepteerd.

Eenzijdige wijziging

Volgens de kantonrechter is het vijfploegenrooster te zien als een arbeidsvoorwaarde. Voor de functie van het OR-lid is besloten tot een functieverandering vanwege de afwisseling in het meedraaien in ploegen en het werken in dagdienst. Door de zelfgekozen neventaken wordt het OR-lid 66 dagen per jaar uitgeroosterd en bemoeilijkt dat het meedraaien in de volcontinu diensten.
In de arbeidsovereenkomst is geen eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen, zodat de werkgever met de werknemer moet overleggen over de wijziging in de arbeidsvoorwaarden, in dit geval het rooster.
De wijziging heeft geen financiële gevolgen voor werknemer, terwijl het terugdraaien van het rooster aanzienlijke gevolgen heeft voor de planning tot en met maart 2025 van bijna alle medewerkers van het bedrijfsonderdeel waarin hij werkt. De werkgever wil op een andere manier gaan werken en kan dat door het andere rooster testen. De kantonrechter weegt het belang van de werkgever dan ook zwaarder af dan het belang van de werknemer. Het verzoek van de werknemer wordt daarom afgewezen. Volgens de kantonrechter zou ook in een bodemprocedure de werkgever in het gelijk worden gesteld. De werknemer moet de proceskosten van € 949 betalen.

Commentaar

Elk OR-lid is beschermd tegen ontslag en overige benadeling vanwege zijn OR-lidmaatschap. De kantonrechter heeft geen antwoord gegeven op de vraag of er sprake is van benadeling door het lidmaatschap. De werknemer wordt juist niet toegelaten tot het ploegenrooster vanwege de 66 dagen die hij voor de medezeggenschap aan het werk is. Het OR-lid heeft in de procedure niet de bescherming door artikel 21 van de WOR als argument ingebracht. Het blijft de vraag of dat wat had opgeleverd.


  • Zelf de uitspraak van de kantonrechter lezen? Klik hier
  • Juridische ondersteuning nodig bij arbeidstijden of ontslag en benadeling als OR-lid? Neem contact op
  • Als OR aan de slag met arbeidstijden of de bescherming voor ontslag en benadeling? Neem contact op