Voorlopig Reglement in strijd met de WOR
Als een ondernemer bezig is met het instellen van een ondernemingsraad stapt een uitzendbureau naar de kantonrechter om de verkiezingsprocedure te verbieden. In het voorlopig reglement zijn geen medezeggenschapsbevoegdheden voor uitzendkrachten opgenomen, en dat is in strijd met de wet. De kantonrechter geeft zijn oordeel.
Een in de Nederlandse maritieme sector werkzame onderneming is bezig om een ondernemingsraad in te stellen. In die onderneming zijn medewerkers werkzaam die via een uitzendorganisatie worden ingehuurd. In het voorlopig reglement wordt de basis gelegd voor de eerste ondernemingsraad van de onderneming, maar het reglement bevat geen passieve en actieve kiesrechten voor de uitzendbureaumedewerkers, maar de opmerking dat de OR voorzieningen zal treffen om ze te vertegenwoordigen. Het uitzendbureau stapt naar de kantonrechter en wil dat de verkiezingen geen doorgang vinden vanwege het uitsluiten van uitzend- en inleenkrachten langer dan twee jaar in dienst in het reglement.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter is van oordeel dat het waarschijnlijk is dat de bodemrechter in een bodemprocedure zal oordelen dat artikel 5 lid 3 van het Voorlopig Reglement in strijd is met de WOR. In dat artikel is het begrip ‘in de onderneming werkzame personen’ immers uitgebreid met ingeleende en uitgeleende werknemers en bouwen die medezeggenschapsrechten op nadat ze twee jaar in de onderneming werkzaam zijn.
De werkgever vindt dat er geen uitstel moet komen van de verkiezingen; het heeft al genoeg tijd en moeite gekost. De kantonrechter is het daar niet mee eens en oordeelt dat de verkiezingen op grond van dit voorlopig reglement verboden moet worden. Bij het doorgaan van de verkiezingen zou immers een OR worden gekozen die niet op wettelijke wijze tot stand gekomen is. Het wordt de ondernemer verboden om de verkiezingen doorgang te laten vinden.
Hij veroordeelt de werkgever eveneens het Voorlopig Reglement zodanig aan te passen dat uitzendkrachten die voldoen aan de termijn van artikel 1 lid 3 WOR niet worden uitgesloten van het kiesrecht.
Commentaar
Soms zijn ondernemingsraden creatief in het aanpassen van het OR-reglement. Dat kan tot op zekere hoogte – bijvoorbeeld in het aanpassen van termijnen voor de kandidaatstelling – maar er zijn een aantal wettelijke bepalingen waaraan het reglement moet voldoen, zoals de bepalingen over de verkiezingen in artikel 10 van de WOR. In deze casus heeft de ondernemer de wettelijke afspraken voor de medezeggenschapsrechten van uitzendkrachten uit het reglement gelaten, en dát is in strijd met de wet.
Wijzigingen medezeggenschapsrechten uitzendkrachten per 1-1-2022
Nu bouwen uitzendkrachten medezeggenschapsrechten op vanaf het moment dat ze 24 maanden in de onderneming werkzaam zijn. Deze periode wordt per 1-1-2022 verkort tot 15 maanden. Dat betekent dat een uitzendkracht na vijftien maanden als ‘een in de onderneming werkzaam persoon’ moet worden gezien en drie maanden daarna zowel actief (stemmen) als passief (kandidaat stellen) kiesrecht heeft. Na 15+3=18 maanden hebben de uitzendkrachten ook de mogelijkheid om in de OR van het inlenend bedrijf gekozen te worden. Daarnaast hebben ze en houden ze hun medezeggenschapsrechten bij het uitzendbureau. Het kan dus in de praktijk voorkomen dat uitzendkrachten OR-lid zijn in twee ondernemingen.
- Zelf de uitspraak van de kantonrechter lezen? Klik hier
- Aan de slag met het OR-reglement? Stuur een e-mail