Handreiking over het thuiswerken
Overheid en werkgevers- en werknemersorganisaties hebben gezamenlijk criteria opgesteld om eenvoudig een afweging te kunnen maken of een werknemer thuis- of op locatie kan werken. Het uitgangspunt voor die criteria is ‘Werk thuis, tenzij het niet anders kan’. De criteria helpen om objectief te bepalen wanneer thuiswerk niet mogelijk is.
De criteria zijn in drie delen opgesteld:
- Vanuit het perspectief van de werkgever: criteria om (deels) op een coronaproof locatie te werken;
- Vanuit het perspectief van de werkgever: wat als de werkzaamheden of situatie van de werknemer niet voldoen aan genoemde criteria. Is het toch een goede reden voor de werknemer om deels of geheel op locatie te werken, als …
- Criteria vanuit het perspectief van de werknemer.
Werken op een coronaproof locatie
Duidelijk is dat werknemers die fysiek aanwezig moeten zijn om de nodige dienst of service te kunnen verlenen niet thuis kunnen werken. Denk aan: openbaar vervoer, distributie, receptionist, bankmedewerker, bewaking, hotel, schoonmaak, zorg, hulpdiensten, kinderopvang, onderwijs, etc. Maar mogelijk kan een deel van het werk alsnog vanuit huis worden gedaan, zoals dat voor het onderwijs mogelijk is.
Er wordt niet alleen gekeken naar wat er voor het werk nodig is, maar ook vanuit het perspectief van de werknemer. Bijvoorbeeld voor werknemers die dusdanige mentale klachten ervaren dat het (deels) uitvoeren van de werkzaamheden op locatie noodzakelijk is voor de mentale gezondheid van de werknemer. Ook aan de arbeidsomstandigheden thuis wordt gedacht: de werknemer beschikt over de nodige middelen en informatie om de werkzaamheden vanuit huis uit te kunnen voeren volgens ergonomische beginselen (denk aan: laptop of computer, losstaand toetsenbord, goede bureaustoel, toegang tot software). Want als aan die voorwaarden wordt voldaan kan de werknemer onder goede arbeidsomstandigheden thuis werken.
Grip op de werknemer
Er zijn werkgevers die vinden dat een werknemer alleen optimaal presteert als daar letterlijk en figuurlijk zicht op is. Ze vinden dat de werknemer daardoor productiever is op kantoor of zien het niet zitten dat de werknemer thuis een adequate werkplek heeft, bijvoorbeeld omdat er (kleine) kinderen in huis zijn die soms ook schooltaken te doen hebben. De criteria van de overheid richten zich vooral op overleg en het organiseren van alternatieven die wél thuiswerken mogelijk maken.
De werknemer zelf
De criteria voor de werknemer variëren van ‘ik mis de sociale aspecten van mijn werkplaats’ tot ‘ik moet van mijn werkgever op locatie komen werken, terwijl ik me daar niet veilig voel’. Ook hier wordt het ‘gesprek’ als oplossing voor de problemen aangedragen, maar wordt ook de mogelijkheid geopperd om een melding te doen bij Inspectie SZW over een onveilige werksituatie.
Sinds eind januari 2021 zijn er 432 meldingen over thuiswerken binnengekomen bij de Inspectie. Hiervan van zijn 376 nader onderzocht. Hiervan gingen 343 meldingen over het niet mogen thuiswerken terwijl dat wel zou kunnen. Van deze 343 meldingen over thuiswerken zijn er inmiddels in 277 meldingen actie ondernomen. Nu de criteria bekend zijn, zal de Inspectie die bij haar onderzoek betrekken en hierover in haar gebruikelijke verantwoording rapporteren.
- Zelf de handreiking lezen? Klik hier
- Als OR aan de slag met het thuiswerken? Stuur een mail