Nieuwe regels voor werken met stoffen die gevaarlijk zijn voor de voortplanting
Sinds 21 mei 2024 zijn er strengere regels van toepassing voor het werken met stoffen die gevaarlijk zijn voor de voortplanting (reprotoxische stoffen). Blootstelling daaraan kan een nadelige invloed hebben op de vruchtbaarheid van man en vrouw, de zwangerschap en de borstvoeding. De regels sluiten aan bij de regels die al gelden voor kankerverwekkende en mutagene stoffen. Mutagene stoffen kunnen erfelijk materiaal beschadigen en in combinatie met andere stoffen kanker veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen treffen
De nieuwe regels zijn er voor het werken met stoffen die gevaarlijk zijn voor de voortplanting. Dat zijn stoffen die risico’s hebben voor werkenden als het gaat om hun vruchtbaarheid, zwangerschap en/of de borstvoeding. De strengere regels die al langere tijd gelden voor kankerverwekkende en mutagene stoffen, zijn nu daarmee óók van toepassing op voor voortplanting gevaarlijke stoffen.
Als gevolg van de aangescherpte regels moeten werkgevers meer voorzorgsmaatregelen moeten nemen om hun medewerkers te beschermen tegen de risico’s van deze stoffen.
Richtlijn gevaarlijke stoffen
De Europese Unie heeft onlangs de richtlijn voor gevaarlijke stoffen (CMD) aangepast. Hierin zijn nu ook voor de voortplanting gevaarlijke stoffen, ook wel reprotoxische of reproductietoxische stoffen genoemd, opgenomen. Dit zijn stoffen zoals lood, geneesmiddelen, hormonen en lijmen. Reprotoxische stoffen komen ook voor in bepaalde bestrijdingsmiddelen. Nederland is verplicht om de richtlijn uit te werken in de nationale wetgeving. Het Arbobesluit en de Arboregeling zijn daarom aangepast. Daarnaast zijn er EU-grenswaarden vastgesteld voor de volgende stoffen: benzeen, nikkelverbindingen en acrylonitril.
Reprotoxische stoffen met een gevaarklasse van categorie 1 (1a of 1b) moeten vanaf nu voldoen aan de nieuwe wetgeving. Voor stoffen die vallen in gevaarcategorie 2, verandert niets. Daarbij blijft de beperkte blootstellingsregistratie van kracht.
Risicoberoepen
Sommige medewerkers hebben in hun beroep dagelijks te maken met gevaarlijke stoffen, zoals schoonmakers, laboratoriummedewerkers, schilders en hoveniers. In hun dagelijkse werk is het met reprotoxische stoffen nagenoeg onvermijdelijk. Hoe schadelijk deze stoffen zijn voor werkenden, hangt af van het soort stof en de hoogte van de blootstelling. Werkgevers zullen meer voorzorgsmaatregelen moeten nemen om hun medewerkers te beschermen tegen de risico’s van deze stoffen. Vanuit de verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) is de werkgever verplicht om alle risico’s te beoordelen en daarvoor passende maatregelen te treffen.
Wat te doen
De ondernemer kan bij het treffen van maatregelen de STOP-methode toepassen:
- S = Substitutie Vervang kankerverwekkende of reprotoxische stoffen door stoffen die niet (of anders minder) kankerverwekkend zijn. Check goed of de vervangende stof inderdaad minder schadelijk is. Substitutie dient altijd als eerste maatregel overwogen te worden.
- T = Technische beheersmaatregelen Er bestaan verschillende typen technische beheersmaatregelen die de blootstelling sterk verminderen of zelfs helemaal wegnemen, denk aan omkasting, ingebouwde afzuiging in gereedschappen en afzuiginstallaties. Technische maatregelen zijn de eerste stap in het verminderen van de blootstelling en zijn erop gericht de blootstelling van alle werknemers op de werkplek te verminderen.
- O = Organisatorische maatregelen Is de deur dicht, en die klep goed afgesloten? Worden schadelijke stoffen of processen op de daartoe aangewezen werkplek uitgevoerd? Is het zeker dat zo min mogelijk mensen worden blootgesteld? Is de werkplek netjes en wordt deze regelmatig gereinigd? Wast iedereen zijn handen en gezicht voordat er gegeten, gedronken of gerookt wordt? Dit zijn allemaal voorbeelden van organisatorische maatregelen die substantieel bijdragen aan het verminderen van de blootstelling.
- P = Persoonlijke beschermingsmiddelen Het kan voorkomen dat substitutie niet mogelijk is en technische en organisatorische maatregelen onvoldoende zijn. Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn dan een laatste middel om blootstelling te verminderen. Persoonlijke beschermingsmiddelen zoals handschoenen en een veiligheidsbril, vormen een barrière tussen de huid en de longen en de kankerverwekkende stof. Ze dienen geschikt te zijn voor het werken met gevaarlijke stoffen.
EU-Richtlijn verder uitgewerkt
Op een tweetal punten gaat de Nederlandse wetswijziging verder dan de richtlijn van de Europese Unie:
- De bewaartermijn van de registratie van blootstelling door bedrijven is 40 jaar. Dit geldt al voor kankerverwekkende stoffen. De EU-richtlijn geeft 5 jaar aan, maar Nederland ziet met een termijn van 40 jaar dat de gevolgen mettertijd beter vastgesteld kunnen worden.
- Voor reprotoxische stoffen waarvan niet duidelijk is of er een veilige waarde bestaat, gelden in Nederland strengere regels dan de EU-richtlijn bepaalt. Deze stoffen worden beschouwd als stoffen zonder veilige drempelwaarde. Als duidelijk is dat een stof een veilige drempelwaarde heeft, dan wordt dit aangegeven in de Nationale grenswaardenlijst. Werkgevers moeten in dat geval de blootstelling altijd zo laag houden als technisch mogelijk is.
- Zelf meer over de grenswaarden van gevaarlijke stoffen lezen? Klik hier
- Juridische ondersteuning nodig op het gebied van arbeidsomstandigheden en gevaarlijke stoffen? Neem contact op
- Als OR aan de slag arbeidsomstandigheden en gevaarlijke stoffen? Neem contact op