Een uitspraak met alleen maar verliezers

De kantonrechter doet een uitspraak over een instemmingsrechtgeschil over roosters en geeft beide partijen een welgemeend advies mee.

Het geschil

RVWM (Rijkswaterstaat Verkeer en Watermanagement) is één van de organisatieonderdelen van Rijkswaterstaat en heeft een eigen OR. Er werken daar ruim 2000 werknemers. Op decentraal niveau is de ‘Leidraad Roosterdiensten’ vastgesteld waarin zo’n 1500 werknemers van RVWM in roosterdienst werken. Deze Leidraad maakt onderscheid tussen twee vormen van roosteren, namelijk meeroosteren en collectief roosteren. Bij het collectief roosteren wordt jaarlijks een normrooster opgesteld. Op basis van het normrooster wordt vervolgens een maandrooster opgesteld dat rekening houdt met wensen van werknemers en bijzonderheden zoals ziekte, vakantie, onverwacht onderhoud en calamiteiten.
De kantonrechter van de rechtbank Midden- Nederland oordeelde destijds in de beschikking van 6 maart 2015 (ECLI:NL:RBMNE:2015:1348) dat het besluit waarmee nieuwe normroosters worden ingevoerd een instemmingsplichtig besluit is. Er wordt in 2016 afgesproken dat met de normroosters voor de 25ste november van elk jaar instemming heeft gegeven. Voor twee locatie van het RVWM wordt collectief geroosterd. De OR heeft (nog) niet ingestemd met de normroosters voor 2024. Vervolgens heeft de OR nietigheid ingeroepen voor de maandroosters die op grond van deze normroosters zijn opgesteld. Volgens de OR zijn de maandroosters onlosmakelijk verbonden met de normroosters, ook voor wat betreft het medezeggenschapstraject en de nietigheid. RVWM stelt op haar beurt dat het niet mogelijk is om de nietigheid van de maanroosters in te roepen, omdat er geen instemmingsrecht bestaat voor deze roosters. Het RVWM stelt de OR ten onrechte een beroep op nietigheid heeft gedaan en wil vervangende toestemming voor het vaststellen van het normrooster 2024 en de daarop gebaseerde maandroosters.

Oordeel kantonrechter

OR krijgt geen gelijk

De kantonrechter stelt de OR niet in het gelijk. Hij trekt de conclusie dat de OR probeert om via de procedure serieus genomen te worden. Een statement dat RVWM de medezeggenschap serieus moet nemen. De OR wilde een verklaring voor recht dat ten onrechte geen normrooster 2024 voor een van de vestigingen aan de OR is voorgelegd. Weliswaar is ruim na in 2016 afgesproken datum om instemming voor de normroosters verzocht (dat wordt onderkend door RVWM), maar er is wel om instemming gevraagd. Inmiddels zijn er al afspraken gemaakt voor de normroosters in 2025 en wordt het roosterproces dit jaar – op advies van de GOR – geëvalueerd.
Ook het nietigheidsverzoek van de OR voor de maandroosters wordt niet overgenomen. De partijen zijn het er over eens dat de maandroosters niet instemmingsplichtig zijn. De instemmingsplicht geldt voor de normroosters die gezien moeten worden als een arbeids- en rusttijdenregeling als bedoeld in artikel 27 lid 1, onderdeel b van de WOR. De normroosters 2024 zijn voor beide locaties nog steeds onderwerp van overleg, de instemmingsprocedure loopt nog.

RVWM krijgt ook geen gelijk

De kantonrechter vindt dat er geen beslissing genomen hoeft te worden over de nietigheid die de OR voor de maandroosters heeft ingeroepen. Dat verzoek is door RVWM uit voorzorg gedaan voor het geval er door de OR nietigheid voor de maandroosters is ingeroepen. De kantonrechter beslist ook niet over de vervangende toestemming voor de normroosters omdat de instemmingsprocedure nog niet is afgerond.

Advies van de kantonrechter

In dit geval krijgt geen van de partijen gelijk en zijn dan ook beiden verliezers. Deze OR heeft binnen één jaar drie zaken aan de rechter voorgelegd. De samenwerking tussen OR en bestuurder en de toepassing van de medezeggenschapsrechten moet dan ook worden verbeterd. De kantonrechter adviseert daarover een constructief het gesprek aan te gaan en nieuwe afspraken te maken over de samenwerking. Hij ziet het telkens voorleggen van geschillen niet als oplossing voor problemen in de samenwerking.

Commentaar

Natuurlijk kunnen er kwesties zijn die om een uitspraak van een rechter kunnen vragen. Hier lijkt de samenwerking tussen OR en bestuurder telkens tot procedurele kwesties die vervolgens ook de kantonrechter halen. Bemiddeling had mogelijk meer resultaat opgeleverd, bijvoorbeeld met behulp van een mediator of door bemiddeling door de bedrijfscommissie.

  • Zelf de uitspraak van de kantonrechter lezen? Klik hier
  • Mediation nodig bij geschillen over de medezeggenschap? Neem contact op
  • Als OR aan de slag met de toepassing van WOR? Neem contact op