Onderzoek naleving WOR
Op 21 december heeft demissionair minister van Sociale Zaken Van Gennip aan de Tweede Kamer het rapport gepresenteerd over de naleving van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Ze kondigde ook direct haar plannen aan om de naleving op een aantal onderdelen te verbeteren.
Instellingsgraad
Maar in 69 procent van de ondernemingen met meer dan 50 werknemers is een ondernemingsraad ingesteld. Dat betekent dat bijna een derde van de ondernemingen het zonder medezeggenschap moet doen. In eerdere nalevingsonderzoeken in 2005 (78%) en 2017 (67%) werden vergelijkbare resultaten gescoord. De naleving is hoger voor vestigingen met overwegend hoger opgeleide werknemers, en dat naleving hoger is voor vestigingen met een hoger aandeel werknemers ouder dan 50 jaar en dat de naleving daalt naarmate het aandeel flexwerkers toeneemt. Voor het aandeel werknemers dat aangesloten is bij een vakbond (de zogenaamde organisatiegraad) geldt dat naleving stijgt tot het punt dat de helft van de werknemers bij een vakbond is aangesloten. Voor vestigingen met een organisatiegraad hoger dan 50 procent daalt de naleving enigszins.
Onder de maat
Al met al is de instellingsgraad onder de maat. De minister wil dat werkgevers en bonden in cao’s afspraken maken over de naleving van de WOR, zodat er meer ondernemingsraden worden ingesteld. Ook wil ze meer voorlichting aan sectoren waar sprake van een lage naleving is. Extra onderzoek is nodig naar de motivatie van ondernemers om geen OR in te stellen. Veel gehoord argument daarbij ‘er is geen belangstelling voor bij de werknemers’. Er wordt ook nagedacht over extra rapportageverplichting waarbij de OR een rol speelt en de mogelijkheid dat de OR verlicht wordt zijn jaarverslag te registreren. In het verleden was er de verplichting om een exemplaar van het OR-jaarverslag aan de bedrijfscommissie te sturen. De verplichting is in 2013 afgeschaft.
PVT’s
Het merendeel van de pvt’s vrijwillig ingesteld. Wel neemt het aandeel pvt’s dat zowel vrijwillig als naar de wens van de werknemers is ingesteld toe, en daalt het aandeel dat verplicht is ingesteld om gehoor te geven aan de wens van de meerderheid van werknemers.
Daar waar ondernemingen met minder dan vijftig werknemers niet over een pvt beschikken, geeft het merendeel van de werkgevers en bestuurders aan dat dit komt omdat de werknemers hier geen behoefte aan hebben en/of er al voldoende andere vormen van overleg plaatsvinden.
Functioneren van de OR
De omvang van de OR voldoet niet altijd aan wat de WOR daar in artikel 6 over bepaald. De OR heeft in dat geval te weinig zetels ten opzichte van het aantal in de onderneming werkzame personen. Daarnaast is er bij ruim een kwart van de ondernemingsraden sprake van één of meerdere onvervulde vacatures. Wel vindt het merendeel van de werkgevers/bestuurders dat diverse groepen werknemers goed zijn vertegenwoordigd in de OR.
Bij circa twee derde van de ondernemingsraden overlegt de OR ten minste één keer per twee maanden met de bestuurder/werkgever. In vrijwel alle ondernemingsraden besteden or-leden tijd aan scholing en beschikt het merendeel over een eigen scholingsbudget of heeft daar afspraken over. Op de agenda staan naast praktische zaken als arbeidsomstandigheden en arbeidsregelingen, ook strategische onderwerpen. Ook worden in bijna alle ondernemingen de algemene zaken met de werkgever/bestuurder in een halfjaarlijks overleg (artikel 24) besproken, zoals de resultaten van het afgelopen jaar en de verwachtingen voor het komende half jaar.
Scholing
Het recht op scholing is in de WOR verankerd. Ondanks de wettelijke regeling blijkt uit het nalevingsonderzoek dat OR-leden lang niet voldoende van hun scholingsrechten gebruik maken, al heeft het onderzoek betrekking op de COVID-periode. In de meeste ondernemingen hebben pvt-leden geen tijd aan scholing besteed.
Flexibele schil
Opvallend is dat in bijna 70 procent van de ondernemingen de flexibele schil niet betrokken is bij de medezeggenschap. Bij 63 procent is de OR in 2021 en 2022 niet betrokken geweest bij het flexbeleid. De OR heeft de mogelijkheid om de flexwerkers bij de medezeggenschap te betrekken en in sommige ondernemingen maken ze een groot deel van het personeel uit.
Verplichte instelling arbocommissie
De minister heeft het plan om werknemers nog meer te betrekken bij het arbobeleid. Ze neemt het SER-advies over om alle ondernemingen met een OR verplicht een arbo- of -VGWM-commissie te laten instellen en dat de Arbeidsinspectie NL dat controleert. De minister wil scholing van OR-ren bevorderen, bijvoorbeeld door de scholing over arbo verplicht op te nemen in een scholingsplan voor OR en commissie. Ze wil ook extra aandacht voor onderwerpen als ongewenst gedrag en inzetbaarheid in verband met menstruatie en menopauze.
Nieuwe thema’s voor de medezeggenschap
De minister wil dat de WOR-artikelen over informatierecht, adviesrecht en instemmingsrecht worden uitgebreid met actuele maatschappelijke en strategische vraagstukken, zoals gelijke kansen voor alle medewerkers, de energietransitie, duurzame inzetbaarheid of de financiële weerbaarheid van werknemers. Het zijn thema’s die nu al tot het invloedsgebied van de OR behoren, maar versterking behoeven. Denk aan de bevorderende taak van de OR uit artikel 28 (4e lid) over het milieu of de gelijke behandeling (3e lid) van mannen en vrouwen.
Verduidelijking politiek primaat
Voor OR-ren bij de overheid moet het begrip ‘politiek primaat’ verduidelijkt worden. Nu kunnen (op grond van uitspraken door de Hoge Raad) veel zaken voor ondernemingsraden bij de overheid niet behandeld kunnen worden. Ze vallen onder de verantwoordelijkheid van de gekozen gemeenteraad, waterschapsbesturen, provinciale staten en het parlement. De OR heeft in die gevallen alleen de mogelijkheid om over de personele gevolgen van het besluit te adviseren, maar niet over het besluit zelf.
De minister wil ook de werking van de Europese Ondernemingsraad (EOR) veranderen in verband met een wijziging die Europa wil doorvoeren op grensoverschrijdende medezeggenschap binnen de Europese Unie.
Aanpassingen WOR
De minister wil in het voorjaar 2025 komen tot aanpassingsvoorstellen om de WOR te verbeteren. Ze doelt dan op de invloed van de OR op strategische onderwerpen en het feit dat de WOR niet uitnodigt om actuele thema’s, zoals de inschakeling van gehandicapten en minderheden, op te pakken. Ze vindt dat formulering achterloopt op het actuele jargon.
- Zelf het rapport ‘Naleving op de Wet op de ondernemingsraden’ lezen? Klik hier
- Luister naar de podcast van Wim van Santbrink (MZLeeuw) en Steven Jellinghaus (Pallas Advocaten) die in samenwerking met Jan Bubberman over de naleving van de WOR is gemaakt. Klik hier
- Juridische ondersteuning nodig bij de naleving van de WOR in de onderneming? Neem contact op
- Als OR aan de slag met het versterken en verbeteren van de medezeggenschap? Neem contact op