Toeslagen ook van toepassing op bovenwettelijke vakantiedagen
De Hoge Raad (HR) heeft een uitspraak gedaan over de vraag of de werkgever verplicht is om loon en onregelmatigheidstoeslag (ORT) over bovenwettelijke vakantiedagen te betalen. Volgens de HR geldt ook als de werknemer de toegekende vakantie later heeft ingezet voor andere doeleinden, zoals werkweekverkorting. De uitspraak is aanleiding van de OR om naar de eigen afspraken over ORT te kijken.
Loon en ORT over alle vakantiedagen
Werknemers hebben – aldus de Hoge Raad – volgens de wet (art. 7:634 BW, art. 7:639 BW en art. 7:645 BW) recht op volledig loon over hun vakantie. Dat geldt ook voor het doorbetalen van een vaste onregelmatigheidstoeslag. Werkgevers en werknemers mogen daarover in een (collectieve) arbeidsovereenkomst geen afspraken maken die ten nadele van de werknemer uitpakken. Dat verbod geldt niet alleen voor de in de wet voorgeschreven minimumvakantie van viermaal de wekelijkse arbeidsduur, maar ook voor de afgesproken bovenwettelijke vakantiedagen. De ORT-verplichting geldt ook als de toegekende vakantie-uren worden ingezet voor andere doelen, zoals het uitruilen voor werktijdverkorting.
Procederende NS-werknemer
NS Reizigers (NSR) is in cassatie gegaan bij de Hoge Raad, nadat het gerechtshof de werknemer in het gelijk had gesteld. De werknemer wil dat ook over de bovenwettelijke vakantiedagen ORT wordt uitgekeerd, ook als die dagen niet voor vakantie worden besteed, maar in het kader van een werktijdverkortingsregeling worden ingezet. De bonden hebben destijds met de werkgever de afspraak gemaakt dat er over de bovenwettelijke vakantiedagen geen ORT betaald hoefde te worden. De NS-medewerker was het daar niet mee eens, omdat in dat geval wél ten nadele van het personeel afspraken zijn gemaakt. De werknemer kreeg bij kantonrechter en gerechtshof gelijk, en dat is bij de Hoge Raad óók het geval.
Toekenning van de vrijetijdsaanspraak is beslissend
De Hoge Raad stelt de werknemer in het gelijk. Volgens de rechter valt een aanspraak op vrije tijd in de wet onder het begrip ‘vakantie’ als deze aanspraak op het moment van toekenning bedoeld is om te herstellen en ontspannen. Als de vrijetijdsaanspraak met dit doel is toegekend, verandert de aard van deze aanspraak niet als de werknemer de uren later inzet voor andere doeleinden. Het toekenningsmoment is beslissend voor de bepaling of ORT betaald moet worden. En de verplichting om het volledige loon inclusief ORT door te betalen, geldt in de wet voor alle vakantie. Dus ook voor de bovenwettelijke vakantie-uren, oordeelt de Hoge Raad. En dat geldt dus ook voor het (door)betalen van de onregelmatigheidstoeslag omdat die deel uitmaakt van het loon.
Check voor de OR
De uitsprak van de Hoge Raad kan voor de OR aanleiding zijn om nog eens te checken of de werkgever óók over de bovenwettelijke vakantiedagen ORT uitbetaald. Als dat wel wordt uitbetaald: prima, maar als dat niet het geval is en alleen over de wettelijke vakantiedagen ORT wordt betaald, dan is het zaak om zo snel als mogelijk de ORT over de bovenwettelijke vakantiedagen aan te kaarten in het overleg met de bestuurder. In eerdere gevallen is steeds een termijn van vijf jaar aangehouden om gemiste ORT in die jaren uitbetaald te krijgen.
- Zelf de uitspraak van de Hoge Raad lezen? Klik hier
- Zelf de uitspraak van het gerechtshof lezen? Klik hier
- Zelf de uitspraak van de kantonrechter lezen? Klik hier
- Als OR aan de slag met de arbeidstijden en vakantie? Stuur een e-mail