Rooster voorlopig ingevoerd zonder instemming OR of vervangende toestemming kantonrechter

Er ontstaat een praktisch probleem bij de gemeente Amsterdam als een roosterregeling op 1 april 2023 ingevoerd moet worden, maar de OR daarvoor geen instemming heeft gegeven. Er is geen tijd voor een procedure bij de kantonrechter, dus wordt de voorzieningenrechter om een oordeel gevraagd.

Invoering roosterregeling

De ondernemingsraad van de gemeente Amsterdam wil in kort geding dat het de gemeente verboden wordt om per 1 april 2023 de Roosterregeling Cluster Stadsbeheer en de daarbij behorende roosters in te voeren en toe te passen.  Zolang de Ondernemingsraad hiermee niet heeft ingestemd of de kantonrechter hiervoor vervangende toestemming heeft gegeven moeten alle uitvoeringshandelingen ongedaan worden gemaakt, gestaakt en gestaakt houden en blijven de huidige roosters van kracht. Daarentegen wil de gemeente de jaarplanningen 2023 van het Cluster Stadsbeheer per 1 april toepassen. Die planning is al aan de medewerkers bekend gemaakt, en daarmee ook alle individuele maandroosters van de medewerkers. De gemeente wil die roosterregeling toepassen totdat: de kantonrechter heeft beslist over de vervangende toestemming om de roosterregeling in te voeren. De gemeente staat op het standpunt dat de OR ten onrechte nietigheid heeft ingeroepen om daarmee de invoering van de nieuwe roosters te blokkeren.

Oordeel van de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter oordeelt in een zogenoemd ‘kopstaartvonnis’ als volgt. In zo’n kop-staartvonnis staat alleen tussen wie de procedure speelt en welke beslissing de rechter heeft genomen. Normaal gesproken wordt in het oordeel van de rechter uitvoerig ingegaan om het waarom tot dit oordeel gekomen is.
In dit geval wordt het verzoek van de OR geweigerd en mag de gemeente voorlopig de jaarplanning 2023 uitvoeren, totdat de kantonrechter het verzoekschrift voor vervangende toestemming van de gemeente heeft behandeld. De OR trekt hier aan het kortste eind.

Commentaar

De voorzieningenrechter komt in beeld als zaken als er over spoedeisende zaken een besluit genomen moet worden. Er is dan geen tijd voor een uitvoerige behandeling van de zaak en komt in een voorlopige voorziening tot een oordeel (de zaak is op 30-3-2023 behandeld, en op 1-4-2023 moeten de roosters ingaan). In dit geval oordeelt de voorzieningenrechter dat de gemeente vanwege zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen de roosterregeling op de geplande datum wil invoeren. De gemeente heeft in haar eisen ook gevorderd dat de OR zelf de kosten voor advocaat en geding moeten betalen, maar daar ging de rechter niet in mee. Artikel 22 van de WOR regelt immers dat die kosten voor rekening van de ondernemer komen.
De voorlopige voorziening duurt tot de uitspraak van de kantonrechter.


  • Zelf de uitspraak van de voorzieningenrechter lezen? Klik hier
  • Als OR aan de slag met een arbeidstijdenregeling? Stuur een e-mail