Geen winst en toch een bonus

Als werknemers drie jaar achterelkaar een bonus krijgen stapt de vakbond samen met vier werknemers naar de kantonrechter als er in het daarop volgende jaar geen bonus wordt uitgekeerd. Bij de kantonrechter krijgt de bond geen gelijk, dus wordt hoger beroep aangetekend.

Wat er aan vooraf ging

Op de arbeidsovereenkomst van vier werknemers is de cao Metaal & Techniek, Technisch Installatiebedrijf van toepassing. In deze overeenkomst staat ook dat een bonusregeling en een Handboek Arbeidsvoorwaarden van toepassing is. Over de jaren 2015, 2016 en 2017 hebben werknemers middels een individuele brief hun berekening voor een bonus gekregen. Over 2018 is wegens tegenvallende bedrijfsresultaten geen bonus uitgekeerd. Vakbond FNV heeft samen met de werknemers aan de kantonrechter gevraagd om ze het recht op een bonus conform artikel 1.8 van hun Handboek toe te kennen. De kantonrechter gaat daar niet in mee, waarop de werknemers in hoger beroep gaan.

Hoger beroep

Ook in hoger beroep draait het om de vraag of werknemers recht hebben op een bonus op grond van artikel 1.8 van het Handboek. De werknemer komt volgens het handboek in aanmerking voor deze bonus bij een beoordeling  van 5 of hoger ook als het resultaat van de onderneming in dat jaar negatief is. Het gerechtshof gaat met werknemers en bonden mee en licht dit als volgt toe:

  1. Voor de uitleg van artikel 1.8 van het Handboek geldt de cao-norm. Het hof overweegt dat de regeling in voornoemd artikel voorziet in het recht op een bonus. Die bonus wordt bepaald door twee factoren:
    1. de beoordeling van het presteren van de werknemer en
    1. het resultaat van de onderneming.
  2. Bij het oordeel van het hof gaat het om de vraag of de eerste kolom, waarin het resultaat van de onderneming is genoemd, zo moet worden gelezen dat het gaat om het resultaat van 0% tot 5%. Maar dat is niet wat er staat. Er staat over het resultaat: ‘tot 5%’. Naar de letter valt daaronder volgens het hof óók een negatief resultaat. De vraag is of dit laatste een aannemelijk rechtsgevolg is. Het hof gaat met de ondernemer mee in de gedachte dat de omvang van de bonus mede-afhankelijk is van het resultaat, dus: hoe beter het resultaat, hoe hoger de bonus. Maar in de tekst van artikel 1.8  is niet te lezen dat  de winstgevendheid noodzakelijk is voor het recht op een bonus. Uit het oogpunt van goed werkgeverschap is het denkbaar dat goed functionerende werknemers ook bij negatieve resultaten van de onderneming een bonus ontvangen voor hun goede inspanningen. Dat komt in de praktijk vaker voor.
  3. In een eerdere versie van de regeling stond een duidelijke en expliciete eis voor het recht op een bonus. In dat geval een nettowinstmarge van meer dan 0,9%), maar die eis is in het Handboek, de daarop volgende regeling, niet meer terug te vinden. Volgens het hof vormt het een aanvullend bewijs dat een soortgelijke eis daarom in de nieuwe regeling niet meer van toepassing is.
  4. De werknemers hebben daarom recht op een bonus, ook óók als er verlies is geleden. Het hof gaat niet mee in het beroep van de ondernemer op de zogenaamde derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. In de ogen van de ondernemer is het uitkeren van een bonus bij verlies door de onderneming niet redelijk en billijk. De werknemers en bonden winnen het hoger beroep.

  • Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak: 12-04-2022 Zaaknummer: 200.280.339/01. De uitspraak is niet gepubliceerd op Rechtspraak.nl
  • Als OR aan de slag met arbeidsvoorwaarden en bonusregelingen? Stuur een e-mail