OR-lid mag niet worden ontslagen

Al eerder lag er een conflict tussen de bestuurder en medezeggenschap bij zorginstelling Kalorama. Na drie jaar laait dit conflict op en vraagt de bestuurder bij de kantonrechter toestemming om een OR-lid te ontslaan. De bestuurder wordt in het ongelijk gesteld.

Wat er aan voorafging

De directie wil een OR-lid ontslaan. Het OR-lid is de voormalig OR-voorzitter, en volgens de directie voldoet het OR-lid niet in haar functie (begeleider van doofblinden). De kantonrechter vindt dat dit onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt, maar dat de motivatie van het ontslag vooral betrekking heeft op de manier waarop zij als OR-voorzitter en OR-lid heeft gefunctioneerd. En elk OR-lid is beschermd tegen ontslag omwille van het OR-lidmaatschap. De bestuurder krijgt daarom geen toestemming om de medewerker en OR-lid te ontslaan.

De bestuurder heeft door een recherchebureau onderzoek laten doen naar het functioneren. Uit dat onderzoek bleek dan ze als OR-lid in de e-mailbox van de OR had gekeken, terwijl dat is voorbehouden (afspraak door de OR zelf gemaakt) aan de DB-leden. Maar ze was geen DB-lid meer. De bestuurder gebruikt dit feit als motivatie om tot ontslag over te gaan.

De rechter is er duidelijk over. Het ging om een werkafspraak van de OR zelf en het was aan de OR zelf geweest om hier een punt van te maken. In principe zijn alle berichten in een OR-mailbox gericht aan alle OR-leden en ze mogen daar dan ook allemaal kennis van dragen.

De rechter gebiedt dat Kalorama de oud-voorzitter weer toelaat tot haar gewone werk en haar OR-werk, met de daarbij behorende communicatiemiddelen. Dit op straffe van een dwangsom van € 500 per dag als dat gebod niet wordt uitgevoerd.

Benadelingsverbod

Artikel 21 van de WOR regelt de bescherming van OR-leden en oud-OR-leden (inclusief de ambtelijk secretarissen.  Ze mogen niet worden benadeeld. Bij dit benadelingsverbod hoort omkering van de bewijslast: ontslag of andere vormen van benadeling zijn alleen mogelijk als de werkgever aantoont dat dit géén verband houdt met iemands functioneren als (kandidaat-)OR-lid (art. 7:671b lid 6 onder a BW). De achtergrond hiervan is dat geen OR-lid reden moet hebben om bang te zijn om zijn baan te verliezen door een kritische opstelling.

Conflictueuze geschiedenis

Al in 2019 spande de bestuurder een kort geding aan tegen de OR vanwege de eis dat haar voorganger een zetel in de OR toegewezen moest krijgen. De OR won het geding. Dat was ook het geval in hoger beroep, omdat de bestuurder zich niet wilde neerleggen bij de uitspraak van de kantonrechter.

Commentaar

Het is duidelijk dat de samenwerking tussen bestuurder en ondernemingsraad niet goed loopt. Verschillen van mening en inzicht hebben al eerder geleid tot rechterlijke uitspraken. Nu lijkt het erop dat de bestuurder door het onderzoek van het recherchebureau munitie heeft gezocht om een individueel OR-lid aan te pakken, maar onvoldoende aandacht heeft gehad voor het feit dat het functioneren als OR-lid geen reden voor ontslag kan zijn.

De uitspraak van de kantonrechter onderstreept nog eens dat elk OR-lid de bescherming uit WOR en Burgerlijk Wetboek heeft en daar niet eenvoudig van afgeweken kan en mag worden.


  • Zelf de uitspraak van de kantonrecht lezen? Klik hier
  • Als OR aan de slag met het functioneren van de raad? Stuur een e-mail