Plakbandtaal
In het Nederlands kennen we het gezegde dat iets met elastiek en plakband aan elkaar hangt. Organisaties hangen volgens mij ook met plakband aan elkaar. Dat plakband is de zogenaamde managementtaal. Van hoog tot laag gaat het over doelen, ambities, plannen, sturen, borgen, ordenen, organiseren, leiden, visies, missies, monitoren, controleren en bijsturen.
Zo kun je de indruk geven van begrip en doelgericht handelen, terwijl je door niets concreets te zeggen alle ruimte houdt om niets te doen of alleen dat wat het eigen belang dient.
Tweetalig
Ook medezeggenschappers drukken zich graag in dit soort termen uit. Een aantal voorbeelden:
- ‘De verandering is nu goed op gang en het wordt nu belangrijk om deze te borgen.’
- ‘De visie van het management moet veel concreter worden gemaakt en duidelijker worden gecommuniceerd.’
- ‘Er moet echt een cultuurtraject aan worden gekoppeld, anders krijgen we de neuzen niet dezelfde kant op.’
Er is dus tweetaligheid: de managementtaal en de professionele taal. Kenmerkend voor de managementtaal is dat die generaliserend, abstract en gericht op gemiddelden is. Deze taal drukt de organisatie-realiteit uit in cijfers, tabellen en grafieken. Ook is de managementtaal vooral toekomstgericht: hoe moet de organisatie er straks idealiter gaan uitzien en wat moet er gebeuren om daar te komen?
De gewone professionele taal daarentegen is concreet, met emotie, gericht op wat er gebeurt en wie daarbij betrokken zijn en wat die personen precies willen. Ook is de professionele taal gericht op het nu, de huidige verschillen en uitzonderingen. En als laatste is het in de professionele taal makkelijker om uitdrukking te geven aan het ervaren van tegenstrijdigheden, tegenstellingen, onvoorspelbaarheden en onzekerheden.
Kwijt
Er wordt de laatste jaren veel geklaagd over de managementtaal en haar eenzijdige focus op getallen en beheersing. Een rode draad is dat de managementtaal hooguit een klein deel van de werkelijkheid vangt. En dat er daardoor veel zaken die er juist heel erg toe doen niet in die taal kunnen worden uitgedrukt, zoals cultuur, emotie en inspiratie.
Maar je kunt het ook omdraaien: we doen het elkaar aan. Door in managementtaal te spreken, praten medewerkers en managers met elkaar in een taal die rationeel overkomt, maar tegelijkertijd oppervlakkig en ‘veilig’ is. Je hoeft het niet te hebben over de praktijk. Over emoties, onzekerheden, tegenvallers en kleine signalen dat er dingen fout gaan. Een groot voordeel voor de OR is bovendien dat de managementtaal in organisaties dominant is. Als je dat ook spreekt ben je loyaal en doe je mee.
Maar het contact met de medewerkers raak je kwijt. Die zijn juist bezig met de zaken die hun realiteit zijn en onbesproken blijven. Is het dat waard?
Wim van Santbrink