OR-advocaat wil zijn rekening nog steeds betaald zien
Een geschil over de kosten die een door de OR ingehuurde advocaat heeft gemaakt komt in een volgende fase. De bestuurder wil deze extra kosten niet betalen, en daar heeft de advocaat bezwaar tegen gemaakt. Van de kantonrechter is de zaak nu bij het gerechtshof aanbeland.
De ondernemingsraad van een reisonderneming vraagt een jurist om ondersteuning bij het behandelen van een adviesaanvraag. De jurist brengt offerte uit over de kosten van de inhuur (± € 4000) en dat die kosten op grond van artikel 22 – 2e lid voor rekening van de onderneming komen. Als de OR aan de bestuurder laat weten dat er kosten gemaakt gaan worden laat de bestuurder aan de OR weten dat hun budget voor juridisch advies maximaal € 1000 bedraagt en het door de jurist genoemde bedrag onbespreekbaar is en heeft in de gesprekken met OR en jurist aangegeven niet akkoord te gaan met de voorwaarden van de jurist.
Na afloop van het adviestraject factureert de jurist een bedrag van € 5.746,53 inclusief BTW en kantoorkosten. Als vervolgens de ondernemer niets van deze factuur betaald wordt de kantonrechter door de jurist ingeschakeld.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter stelt dat de ondernemer bezwaren heeft geuit over de kosten van de jurist, maar dat de OR en de jurist aan die bezwaren geen aandacht hebben gegeven. Het advieswerk is door de jurist uitgevoerd en daarbij is ook de gemaakte begroting overschreden.
Artikel 22 – 2e lid van de WOR bepaalt dat de kosten van deskundigen voor rekening van de ondernemer komen mits die van te voren daarvan op de hoogte is gesteld. Het 4e lid van artikel 22 maakt het mogelijk dat de ondernemingsraad en ondernemer een budget afspreken. Bij overschrijding van dit budget moet de ondernemer daarvoor toestemming geven. In dit geval is die toestemming nadrukkelijk niet gegeven en daarmee komen de extra kosten die boven het vastgestelde bedrag van € 1000 komen niet voor de rekening van de ondernemer.
De kantonrechter verplicht de ondernemer om de kosten voor de jurist te betalen tot aan het bedrag dat met de OR voor het OR-budget overeengekomen was. De overige kosten hoeft de ondernemer niet te betalen. Omdat de ondernemer nog helemaal niets van de factuur betaald heeft moet hij zijn eigen aandeel van de proceskosten betalen; dat geldt ook voor de jurist.
De jurist laat het er niet bij zitten en gaat in hoger beroep naar het gerechtshof.
Gedoe over het OR-budget
Eén van de argumenten van de jurist om in beroep te gaan tegen het oordeel van de kantonrechter is de bewerking dat er met de OR geen OR-budget conform artikel 22 is afgesproken. Er zijn verklaringen van vijf oud-OR-leden dat zo’n afspraak nooit is gemaakt. Geschillen over een ondernemingsovereenkomst horen via de algemene geschillenprocedure uit artikel 36 van de WOR gevoerd te worden, en die procedure is niet gevoerd. Lastige bijkomstigheid is dat de onderneming inmiddels is opgeheven. Het gerechtshof houdt het oordeel aan totdat beide partijen hun grondslag voor een onrechtmatige daad kunnen aantonen of weerleggen.
Commentaar
Duidelijk is dat alleen als er sprake is van een overschrijding van een OR-budget dat conform artikel 22 is afgesproken de ondernemer niet verplicht is om die kosten te betalen als daar geen toestemming voor gegeven is. Medezeggenschapsadvocaten horen dat te weten en lopen dan ook een financieel risico als het afgesproken budget wordt overschreden. Dat de OR daar zelf op aangesproken wordt is niet mogelijk, omdat de OR geen rechtspersoon is. Dat de OR-leden het verschil uit eigen zak moeten bijpassen is daarom niet aan de orde.
In dit geval wordt de zaak vervolgd als de beide partijen hun bewijs hebben aangeleverd.
- Zelf het oordeel van de kantonrechter lezen? Klik hier
- Zelf het oordeel van het gerechtshof lezen? Klik hier
- Als OR aan de slag met het OR-budget? Stuur een e-mail