Alleen met goede reden hoofddoek op werk verbieden
Om voor cliënten neutraal over te komen mag een werkgever op grond van interne regels een werknemer verbieden religieuze uitingsvormen te dragen, zoals een hoofddoek of een religieus kruisje. Het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld in een zaak die door twee Duitse werkneemsters was aangespannen. Aan het verbieden van religieuze uitingsvormen zijn een aantal voorwaarden aan verbonden.
De casus
Vanwege het uitstralen van neutraliteit hadden de werkgevers van twee Duitse werknemers het verboden om islamitische hoofddoeken te dragen. De vraag aan het Hof was of het verbod middels interne organisatieregels zorgt voor directe of indirecte discriminatie op grond van godsdienst of levensovertuiging.
Het Hof onderkende dat een verbod onaangenaam kan zijn voor de betreffende werknemers, maar vond dat het geen discriminatie is. De voorwaarde daarbij is dat de interne regel geldt voor alle uitingen van alle werknemers. Dat betekent dat er geen onderscheid in persoon of religie wordt gemaakt en dat elke uiting, hoe groot of klein ook, onder dit verbod moet vallen. In dit specifieke geval werd dit bevestigd doordat de werkgever ook van een werknemer met een religieus kruis eiste dit af te doen.
De werkgever moet met bewijzen komen
Ook zocht het Hof uit of een intern verbod gerechtvaardigd is door de werkgeverswens om een neutraal beleid te voeren. Bijvoorbeeld om sociale conflicten te vermijden en zich neutraal op te stellen tegenover de klanten, patiënten en cliënten. Het Hof oordeelde dat dit het geval kan zijn, maar stelde daaraan wel een aantal voorwaarden. Zo moet de werkgever bewijzen dat een niet neutraal voorkomen van een werknemer nadelige gevolgen heeft voor zijn organisatie. Het ingestelde verbod mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is. Daarbij moet ook rekening gehouden worden hoe de afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie (EU) de godsdienstvrijheid beschermen. Per land kan dan ook een afwijkend oordeel gegeven worden. In Nederland heeft het College voor de Rechten van de Mens een uitspraak gedaan over dit thema, bijvoorbeeld in een kwestie bij de Nationale Politie. Daar kreeg een moslima gelijk van het College in haar claim dat haar werkgever onterecht een verbod tot het dragen van een hoofddoek opgelegde. De werkgever kon in dit geval onvoldoende aantonen dat er een noodzaak was om dat verbod te rechtvaardigen.
Conclusie: er zal van geval tot geval bekeken moeten worden of een verbod tot het dragen van een hoofddoek te rechtvaardigen is. Van belang is dat het dragen van religieuze uitingsvormen voor al het personeel verboden is én dat aantoonbaar dat de neutraliteit van de onderneming in het geding is als wél een hoofddoek gedragen wordt.
- Zelf de uitspraak van het Europese Hof van Justitie lezen? Klik hier
- Zelf de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens lezen? Klik hier
- Als OR aan de slag met de regels voor het personeel? Stuur een mail