Seksuele intimidatie op het werk wordt weinig gemeld
Een minderheid van de slachtoffers van seksuele intimidatie op het werk maakt melding van deze ervaring. Dat concludeert het College voor de Rechten van de Mens na onderzoek. Maar… als er wél een melding wordt gedaan, dan levert die melding, volgens het merendeel van de ondervraagden, het gewenste resultaat op. Maar zowel werkgevers als werknemers ervaren in de praktijk de nodige knelpunten. De uitkomst van het onderzoek (2000 werknemers- 300 werkgevers) is een goede aanleiding voor de OR om naar het eigen beleid in de onderneming te kijken. En dan niet alleen voor als de intimidatie heeft plaatsgevonden, maar ook in de preventie ervan.
In de afgelopen tien jaar heeft 16 procent van de Nederlandse werknemers te maken gehad met seksuele intimidatie, maar daarvan hebben maar 37 procent van de slachtoffers daarvan melding gemaakt. De belangrijkste reden is de inschatting van het slachtoffer dat de intimidatie wellicht niet ernstig genoeg is. Ook blijkt er onduidelijkheid over wat seksuele intimidatie nu precies is.
Weinig meldingen
Uit het onderzoek blijkt dat er weinig meldingen worden gedaan, maar dat het melden wel helpt. Werkgever en werknemers zien nog wel de nodige verbeterpunten voor het melden en tegengaan van seksuele intimidatie. Het kan gaan om verbaal (bijvoorbeeld dubbelzinnige opmerkingen maken of hinten op seks. Bijvoorbeeld in een gesprek of via e-mail, whatsapp, et cetera), non-verbaal (zoals: gebaren maken, knipogen en staren) of fysiek (denk aan: aanrakingen, strelen, knijpen en verkrachting) geweld.
Niet alleen door collega’s, maar ook door derden
Ui de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) weten we dat personeel zowel te maken kan hebben met seksuele intimidatie door externe derden (klanten, cliënten, patiënten) als door interne collega’s en leidinggevenden. Van de werknemers heeft 8,4% wel eens te maken heeft gehad met seksuele intimidatie door een externe, en 3,1% van de werknemers heeft wel eens te maken gehad met seksuele intimidatie door een interne. Vrouwen zijn vaker slachtoffer van seksuele intimidatie op het werk dan mannen. Van de vrouwen zegt 21 procent in de afgelopen 10 jaar te maken hebben gehad met seksuele intimidatie op het werk. Voor de mannen ligt dat percentage op 10 procent.
Opluchting na het melden
De melders van seksuele intimidatie ervaren opluchting na hun melding. Ook over het feit dat daders zijn aangesproken op hun gedrag. Ze waarderen dat het onderwerp is aangekaart of dat ze informatie hebben gekregen over de juiste vervolgstappen. Maar het komt ook voor dat daders niet worden aangesproken en de intimidatie niet stopt. Of door de melding de intimidatie van aard verandert en er andere pesterijen volgen. Sommige melders ervaren andere vervelende consequenties na hun melding.
Waarom wordt er zo weinig gemeld?
De belangrijkste redenen is de inschatting van het slachtoffer dat de situatie wellicht niet ernstig genoeg is. Daarbij speelt ook een rol dat er te weinig bekend is over wat onder seksuele intimidatie verstaan moet worden en ook bij werkgevers leeft deze vraag. ‘Wanneer is het een grapje en wanneer wordt de grens van het toelaatbare overschreden?
Werkgevers vinden het lastig om gevallen van intimidatie boven tafel te krijgen, hoewel ze vermoeden dat er meer speelt dan ze zien of horen. Ook de klachtafhandeling loopt niet altijd naar wens. Zo vinden zij het moeilijk om gesprekken met de betrokkenen te voeren en daarbij rekening te houden met alle belangen, emoties en gevoeligheden en tegelijkertijd te zorgen dat het gesprek indruk maakt op de dader. Een ander probleem dat werkgevers signaleren is dat ze vaak pas laat op de hoogte zijn van de problemen – en dan is het moeilijker om nog tot een oplossing te komen. In dat geval is er echt te laat gemeld.
Werk voor de OR
Een steekproef onder de achterban over wat de collega’s als seksueel intimiderend gedrag zien kan voldoende reden zijn om met de bestuurder te overleggen over het geven van meer informatie daarover. Het is van groot belang dat zowel alle werknemers als werkgever kennis hebben over wat onder seksuele intimidatie verstaan moet worden. Daar vraagt mogelijk om een voorlichtingscampagne waarin dat duidelijk wordt gemaakt. Dat geldt ook voor een helder overzicht van de manier waarop melding kan worden gemaakt en welke stappen daarop zullen volgen. Natuurlijk is het van belang dat de vertrouwenspersoon en klachtencommissie zich óók verdiepen in de manier hoe er met slachtoffers en meldingen moet worden omgegaan.
Elke ondernemingsraad heeft de wettelijke taak om seksuele intimidatie tegen te gaan. Aanpassen van een klachtenregeling behoeft dan ook de instemming van de ondernemingsraad. Daarnaast vormt de intimidatie een onderdeel van de psychosociale arbeidsbelasting (PSA) en is de werkgever verplicht om actief beleid te voeren om de PSA-risico’s te verminderen. Bijvoorbeeld door voorlichting en handhaving. Het medewerkers(tevredenheids)onderzoek (M(T)O )is een manier om het voorkomen van seksuele intimidatie te monitoren. De OR heeft instemmingsrecht op de organisatie van een M(T)O als de PSA daar onderdeel van uitmaakt.
- Zelf het onderzoek naar de seksuele intimidatie van werknemers lezen? Klik hier
- Zelf de vragenlijst voor personeel downloaden? Klik hier
- Download de poster van het College voor de Rechten van de Mens over wat onder seksuele intimidatie verstaan moet worden. Klik hier
- Als OR aan de slag met de preventie van seksuele intimidatie en klachtenregeling? Stuur een e-mail