Min-uren inhalen

Vakbond FNV stapte naar de kortgedingrechter om voor de werknemers van Wibra te procederen. Het geschil draait om het inhalen van uren die door de coronasluiting van de winkels destijds niet zijn gewerkt. De directie stelt dat de cao het mogelijk maakt om niet-gewerkte uren op een ander moment in te halen. De bond is een andere mening toegedaan. Op 5 juli heeft de rechter uitspraak gedaan.

Wibra liet haar werknemers met een flexibel contract tijdens de lockdown zoveel mogelijk werken. Voor zover dat niet kon, registreerde Wibra de niet gewerkte uren als min-uren. De werknemers moeten deze min-uren inhalen in de rest van het jaar 2021.

Cao-tekst is leidend

Voor Wibra is de Retail non-food (cao) van toepassing. In artikel 4 van die cao is bepaald dat werknemers een flexibel contract kunnen hebben. Werknemers worden betaald voor een gemiddeld aantal uren per week. Aan het eind van het jaar worden teveel gewerkte uren uitbetaald en de te weinig gewerkte uren komen te vervallen. Nu stelt de werkgever dat de min-uren – zonder betaling – ingehaald moeten worden. De vakbond poneert dat de werkgever destijds loonkostensubsidie heeft ontvangen van de overheid en dat artikel 4 van de cao in strijd is met artikel 7:628 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (‘De werknemer behoudt het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.’). Artikel 4 van de cao is volgens de vakbond bedoeld voor de situatie van ‘ziek-en-piek’(korte periodes), en niet voor de situatie van een lockdown. De lockdown is te zien als een ondernemersrisico dat niet op de werknemers mag worden afgewenteld.

Oordeel kortgedingrechter

De rechter oordeelt dat artikel 4 van de Retail non-food cao niet in strijd is met de wet. De werknemers hebben tijdens het gedwongen thuiszitten hun volledige loon ontvangen. Daarvoor zijn de subsidies ook gebruikt. Dat artikel 4 van de cao alleen mag worden toegepast in een situatie van ‘ziek-en-piek’ zoals de FNV vindt, blijkt niet uit de tekst van de cao. Daarnaast heeft het cao-artikel niet tot het gevolg dat de werknemers zich onbeperkt beschikbaar moeten houden voor het inhalen van de min-uren.
Het inroosteren gebeurt in goed overleg met de werknemer en er zijn grenzen aan het maximaal aantal uren dat ingehaald moeten worden. Het gaat per slot van rekening om 40 minuten per werknemer in de resterende 35 weken van 2021. De rechter vindt dat niet onaanvaardbaar. Volgens de rechter is het verwijt dat Wibra zich niet als een goed werkgever gedraagt niet terecht.

Commentaar

De rechter heeft vooral een uitsprak gedaan over de letterlijke tekst van artikel 4 van de cao. Bij het afsluiten van die cao is natuurlijk niet gedacht dat ook voorzien moet worden in een situatie als een lockdown. Het is voorstelbaar dat in nieuw af te sluiten cao wel wordt nagedacht over de gevolgen van een lockdown voor arbeidstijden, beloning e.d.
In dit geval heeft de rechter de formeel oordeel gegeven over de cao-tekst, terwijl de vakbond een moreel oordeel heeft over het werkgeverschap van de ondernemer.
Het is nog niet bekend of de FNV blijft procederen. Daarnaast blijft het de vraag of de rechter in andere situaties (met andere cao’s) tot eenzelfde oordeel komt.


  • Zelf de uitspraak van de kantonrechter lezen? Klik hier