OR krijgt rol bij doorstart van onderneming
De Eerste Kamer heeft de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) aangenomen. Door de wet kunnen kansrijke doorstarts van ondernemingen niet worden tegengehouden door partijen die meer of wat anders willen. Als deze wet op 1-1-2021 van kracht wordt krijgt ook de OR een rol bij een besluit tot doorstart.
Kansrijke doorstart
De wet zorgt ervoor dat de rechter een kansrijke doorstart dwingend kan opleggen als dat de beste oplossing is. Dat homologeren – de rechtelijke bekrachtiging van een faillissement en de doorstart – kan worden gevraagd door alle betrokken partijen, zoals de ondernemer zelf, de aandeelhouders, crediteuren, maar ook door ondernemingsraad en PVT. Als de rechter het verzoek als redelijk beoordeelt wordt een deskundige aangewezen die de doorstart voorbereidt en daarna aan de rechter voorlegt. De wet bevat de nodige waarborgen die ervoor moeten zorgen dat minderheidsbelangen onredelijk benadeeld worden.
In de huidige praktijk is er voor een akkoord over het terugbrengen van schulden nu nog de instemming van alle schuldeisers en aandeelhouders nodig. Dat blijkt vaak lastig te zijn. De WHOA moet er voor zorgen dat een kansrijke doorstart niet belemmerd wordt door tegensputterende schuldeisers.
Curator moet advies aan de OR vragen
De Hoge Raad heeft in 2017 bepaalt dat de curator de OR om advies moet vragen bij een besluit tot doorstart. In 2019 hebben de ministers Dekker (Rechtsbescherming) en Koolmees (Sociale Zaken) een wetsvoorstel ingediend om artikel 25 van de WOR uit te breiden met een 7e lid: ‘In afwijking van de voorgaande leden wordt de ondernemingsraad door de curator, bedoeld in artikel 68, eerste lid, Faillissementswet, in de gelegenheid gesteld overeenkomstig het tweede en derde lid, het vierde lid, eerste volzin, en het vijfde lid een schriftelijk en met redenen omkleed advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit als bedoeld in het eerste lid dat noodzakelijk is om de onderneming in faillissement te kunnen voortzetten of een door hem voorgenomen besluit tot overgang van een onderneming die tot de boedel behoort als bedoeld in artikel 666 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te kunnen realiseren. De ondernemingsraad krijgt daartoe de gelegenheid binnen een door de curator te bepalen termijn. Deze termijn is in ieder geval niet korter dan drie dagen. Het vierde lid, tweede volzin, en het zesde lid zijn niet van toepassing.’ Het wetsvoorstel is nog in behandeling.
- Zelf de WHOA lezen? Klik hier
- Als OR aan de slag met een doorstart? Stuur een mail