Gegeven bovenwettelijk instemmingsrecht geldt niet voor altijd
Ondernemers kunnen met de ondernemingsraad afspraken maken over bovenwettelijke bevoegdheden. Artikel 32 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) maakt het mogelijk om in de vorm van een ondernemingsovereenkomst zulke afspraken te maken. Een uitspraak van de kantonrecht maakt duidelijk dat er grenzen zijn aan een eerder gegeven bovenwettelijk instemmingsrecht.
In een eerdere situatie heeft een centrale ondernemingsraad (COR) met de ondernemer afgesproken dat er instemmingsrecht van toepassing zou zijn bij het instellen, intrekken of wijzigen van een regeling waarvoor geen wettelijk instemmingsrecht geldt. Die afspraak is later vervangen voor een nieuwe afspraak waarvoor geen uitzonderingen voor het instemmingsrecht worden gemaakt. De COR wil instemmingsrecht op het wijzigen van een regeling waarvoor eerder die uitzondering van toepassing was. In het overleg met de bestuurder over het bovenwettelijk toegekende instemmingsrecht komen de overlegpartners er niet uit en besluiten om de vraag ‘is er wel of geen instemmingsrecht voor de OR van toepassing?’ aan de kantonrechter voor te leggen.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter ziet voordelen voor een besluit waarmee de OR heeft ingestemd, maar vindt dat de ondernemer zelf mag bepalen of hij een regeling onverplicht voor instemming voorlegt aan de OR. Ook oordeelt hij dat een eerder onverplicht gegeven instemming met een regeling niet automatisch betekent dat een wijziging of intrekking van de regeling automatisch ook voor instemming aan de OR moet worden voorgelegd. Tot slot vond de kantonrechter dat de COR geen eis mag stellen dat een toekomstige wijziging of intrekken van de regeling voor instemming aan de ondernemingsraad moet worden gestuurd.
Commentaar
Eens gegeven, blijft gegeven. Dat is dus niet van toepassing op die gevallen waarin de ondernemingsraad bovenwettelijke afspraken met de bestuurder heeft gemaakt. In dit geval is er sprake van twee convenanten die op het essentiële punt van ‘bij wijzigen of intrekken is opnieuw de instemming van de OR vereist’ van elkaar afwijken. De laatste ondernemingsovereenkomst bevat geen bovenwettelijk instemmingsrecht van de OR.
Ondernemingsraden die instemmingsrecht willen hebben op regelingen die niet in artikel 27 1e en 7e lid zijn opgesomd doen er verstandig aan om een dergelijk recht in een ondernemingsovereenkomst (artikel 32 van de WOR) vast te leggen, maar leg dan ook vast of dat instemmingsrecht ook van toepassing is bij latere wijzigingen of het intrekken van de regeling. Dat voorkomt procedureel getouwtrek. Overigens is de ondernemer verplicht een kopie van de ondernemingsovereenkomst naar de Bedrijfscommissie (Markt I (profit), Markt II (non profit) of de Bedrijfscommissie voor de Overheid) te sturen.
- Zelf de uitspraak lezen? Klik hier