Bestuurder vangt bot bij de kantonrechter

Als de ondernemingsraad niet instemt met een roosterwijziging voor Dutymanagers stapt de bestuurder naar de kantonrechter om vervangende toestemming te krijgen. Maar die toestemming wordt niet gegeven.

Het bedrijf houdt zich 24/7 bezig met de vrachtafhandeling van luchtvaartmaatschappijen op Schiphol. Binnen het bedrijf werken Dutymanagers, ze zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de voortgang van het afhandelingsproces gedurende een shift.

Het geschil

De Dutymanagers werken met een rooster van vijf weken waarin de Dutymanagers (i) een werkweek hadden van 4,2 dagen, (ii) drie van de vijf weekenden moesten werken (60%) en (iii) daarnaast ook nachtdiensten moesten draaien. De bestuurder dient een instemmingsverzoek bij de OR in om voortaan over te gaan op een rooster van (i) een werkweek hebben van 4,6 dagen, (ii) twee van de drie weekenden moeten werken (66,7%) en (iii) geen nachtdiensten meer hoeven te draaien.

De OR stemt niet in en motiveert het onthouden van die instemming door te verwijzen naar een ‘herenakkoord’ uit 1994 waarin is afgesproken dat bij een vijfdaags rooster een weekendpercentage van maximaal 50% geldt en dat als het weekendpercentage naar 60% of meer gaat, een 4,2 daags rooster geldt. De OR staat op het standpunt dat als die percentages gewijzigd moeten worden dat via de vakorganisaties in de cao geregeld moet worden. Dat overleg tussen werkgever en bonden komt wel op gang, maar zonder resultaat.

De OR gedoogt voor een vastgestelde periode het voorgestelde rooster, omdat het de enige manier is om de diensten rond te krijgen en gaat – met tegenzin – akkoord met een verlenging van die periode.

Als ook die periode afloopt wil de OR niet meer verlengen. De bestuurder stuurt opnieuw een instemmingsverzoek dat niet erg verschilt van het eerste verzoek. De OR stemt opnieuw niet in met vergelijkbare argumenten. Tussen afloop van de afgesproken gedoogperiode en het geding bij de kantonrechter wordt een door de Dutymanagers een rooster op basis van vrijwilligheid gedraaid.

Een onredelijke OR én zwaarwegende belangen

Volgens de bestuurder is de OR onredelijk door niet in te willen stemmen. De belangen van de organisatie gaan voor die van de OR, daarnaast wordt het bestaan van een herenakkoord ontkent. Daarnaast vindt de bestuurder dat het bedrijf zwaarwegende redenen heeft voor het nieuwe rooster heeft van bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische en bedrijfssociale aard. Normaal gesproken zijn er maar twee grondslagen waarop de kantonrechter kan oordelen: er is sprake van een onredelijke OR en/of er spelen zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische en bedrijfssociale belangen.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter toetst of de OR inderdaad onredelijk is geweest en of er sprake is van de genoemde zwaarwegende bedrijfsbelangen om toestemming te kunnen geven.

De rechter maakt uit het aantal verlofaanvragen voor de weekendshift op dat het sociale leven van de Dutymanagers door een rooster waarin 66,7% van de weekenden gewerkt moet worden behoorlijk onder druk staat. Maar maakt ook op dat die aanvragen bijna altijd zijn toegewezen en dat de organisatie het rooster blijkbaar op een andere manier heeft opgelost. Het bedrijf heeft ook niet aangetoond dat er onoverkomelijke problemen zijn ontstaan door de afwezigheid van Dutymanagers. Er is weliswaar aangetoond dat er vertraging in de afhandeling is ontstaan tijdens de afwezigheid van een Dutymanagers, maar niet dat dit een rechtstreeks gevolg was van de afwezigheid. Daarom vindt de kantonrechter de bezwaren van de OR zwaarder wegen dan die van de onderneming. Het is de taak van die onderneming om voldoende personeel in dienst te hebben om haar taken op juiste en verantwoorde wijze vorm te kunnen geven; feitelijk door meer Dutymanagers in dienst te nemen, zodat een sociaal verantwoord rooster gewerkt kan worden.

De onderneming heeft niet aangetoond dat het geen middelen heeft om meer Dutymanagers in dienst te hebben, zodat de kantonrechter snel klaar is met de aangedragen zwaarwegende bedrijfseconomische belangen van de organisatie. Ook zijn er geen organisatorische redenen aanwezig, omdat bij afwezigheid van de Dutymanager diens taken worden waargenomen door de Assistent Dutymanager of de Voorman.

De ondernemer krijgt dus ook op die grond geen vervangende toestemming van de kantonrechter.

Commentaar

Het instemmingsrecht van de OR is een krachtig instrument om invloed te hebben op – in dit geval – personele regelingen. Als de OR niet instemt, dan gaat het voorgenomen besluit niet door en kan daar alleen sprake van zijn als de kantonrechter vervangende toestemming geeft. In dit geval lukt het de ondernemer niet om aan te tonen dat de OR onredelijk is geweest en dat er sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen die in de knel komen als die toestemming niet gegeven wordt.

Vaak zal een bestuurder zijn voorstel intrekken of het zodanig willen aanpassen dat de OR er wél mee kan instemmen. De WOR biedt geen mogelijkheid om met een voorgenomen besluit onder voorwaarden in te stemmen. Het is van tweeën één: er wordt wél of níet ingestemd.

Wat wel kan is dat de voorwaarden op een andere manier worden geborgd, bijvoorbeeld in de vorm van een ondernemingsovereenkomst (artikel 32 van de WOR), waarin OR en bestuurder samen hun afspraken vastleggen.


  • Zelf de uitspraak van de kantonrechter lezen? Klik hier
  • Als OR aan de slag met arbeidstijden en de rol van de ondernemingsraad daarbij? Stuur een mail