Participatiewet blijkt niet te werken

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is snoeihard in de eindconclusie van een onderzoek naar behalen van de doelstellingen van de Participatiewet. Die doelen zijn niet behaald en evenmin is er sprake van één regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Ondanks deze conclusies blijft er werk genoeg te doen voor elke ondernemingsraad op het gebied van de arbeidsdeelname door mensen uit de kwestbare groepen

Het SCP ziet dat de Participatiewet nauwelijks meer kans op een baan heeft opgeleverd voor mensen die niet zelfstandig in staat zijn om het minimumloon te verwerven. Voor zo’n 440.000 bijstandsgerechtigden heeft de wet nauwelijks verschil gemaakt. En door de afbouw van de sociale werkvoorziening is de kans op werk voor een grote groep mensen minder geworden. Het zijn de mensen die het in het ‘gewone’ bedrijfsleven niet kunnen bolwerken, maar in een sociale werkplaats wel aan het werk kunnen blijven. Voor jonggehandicapten met arbeidsvermogen groeiden weliswaar de baankansen, maar hun inkomenspositie blijkt juist verslechterd.

Gemeenten hebben het niet zo goed gedaan

Volgens het SCP hebben de gemeenten een deel van de problemen veroorzaakt door de opstartproblemen in de uitvoering van de Participatiewet. Daarnaast blijken een aantal uitgangspunten van de wet niet te kloppen met de praktijk. Zo is de gedachte dat mensen met een uitkering betaald werk kunnen en willen verrichten, mits daarvoor de juiste condities worden geboden. Maar in de praktijk blijkt niet iedereen in staat om te werken; de gemeenten zien een groot deel van de doelgroep niet binnen afzienbare tijd aan het werk zijn. De doelgroep voor de Participatiewet bestaat uit mensen met fysiek, sociale of psychische beperkingen die het zelfstandig verdienen van het minimumloon niet mogelijk maken. De helft van deze doelgroep denkt nooit meer aan het werk te kunnen, met name vanwege gezondheidsklachten. Slotconclusie op dit terrein: de mogelijkheid om aan het werk te gaan is niet toegenomen sinds de invoering van de Participatiewet. Van de bijstandsgerechtigden is de kans op werk van vijftien procent voor 2015 naar bijna zestien procent toegenomen.
Door de invoering van de Participatiewet zijn de nodige wetten vervallen, met als doel om tot één regeling te komen voor de ‘onderkant’ van de arbeidsmarkt. Een belangrijk deel van de doelgroep is bij de gemeenten niet in beeld. Zo wordt geschat dat zo’n 12,5 procent van de doelgroep niet in beeld is en bij grote gemeenten is dat mogelijk 25 procent.
Door de manier waarop de overheid financiert worden gemeenten vooral geprikkeld om voor de kansrijken aan het werk te gaan. De rijksmiddelen zijn door gemeenten vrij te besteden. Wat niet aan uitkeringen wordt uitgegeven mag voor andere doeleinden door de gemeente worden besteed.

Werkgevers doen het ook niet zo goed

Uitzonderingen natuurlijk daar gelaten, maar de meeste werkgevers zijn niet goed bekend met de instrumenten die ingezet kunnen worden om mensen naar werk te begeleiden. Dat zijn instrumenten als loonkostensubsidie, proefplaatsingen of een jobcoach. Daarnaast is er ook commitment nodig van werkgever, werknemer en overheid om de plaatsing tot een succes te maken.

Wsw-plaatsen verminderd terwijl de vraag stijgt

Het was de bedoeling van de Participatiewet om het aantal beschermde werkplekken in de sociale werkplaatsen te verminderen. Voor mensen op de wachtlijst voor een arbeidsplek in een Wsw-voorziening is de kans op werk gedaald. Bijna vier op de tien mensen van hen kwam uiteindelijk toch aan het werk, maar…. vaak in tijdelijke banen. Daarmee is de uitkeringsafhankelijkheid van deze doelgroep groter geworden. Voor 2015 werkte 29 procent van de achttienjarige Wajongers in het derde jaar na instroom, terwijl dat sinds de invoering van de wet voor 18-jarige vergelijkbare jonggehandicapten vanaf 2015 38 procent is. Meer kans op werk, maar wel in combinatie met een slechtere inkomenspositie. Dat zij vaker aan het werk zijn weegt niet op tegen het feit dat ze vaak geen recht meer hebben op een uitkering. Veel jonggehandicapten werken in deeltijd en ze krijgen steeds vaker een tijdelijk contract.

Quotumheffing voorlopig niet aan de orde

Het was de bedoeling om werkgevers in de portemonnee te raken als ze onvoldoende werkplekken aan mensen met een arbeidsbeperking zouden bieden. De quotumheffing zou dan 5000 euro per jaar per niet ingevulde arbeidsplaats bedragen. Tweede en Eerste Kamer hebben besloten om die heffing uit te stellen tot 2022.
Het was de bedoeling om in 2026 125.000 banen gecreëerd te hebben. Na het tweede kwartaal van 2019 waren er ten opzichte van de nulmeting (31 december 2012) 45.185 extra banen bijgekomen via een regulier dienstverband. Dat waren er 3320 bij de overheid en 41.864 in de markt.
Daarnaast was sprake van 10.718 extra banen via een uitzendcontract of detachering. De doelstelling voor het peilmoment eind 2019 is 55.000 extra banen ten opzichte van de nulmeting, dat moeten er dan 15.000 bij de overheid zijn en 40.000 in het bedrijfsleven. Tot en met het tweede kwartaal van 2019 was er in totaal sprake van 55.903 extra banen.
Staatssecretaris Tamara van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) werkt aan een wetsvoorstel voor vereenvoudiging van de ‘Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten’, zoals de Participatiewet en Quotumwet officieel heten.

Taak voor de OR

Elke ondernemingsraad heeft de wettelijke taak om de inschakeling van arbeidsgehandicapten te bevorderen (WOR – artikel 28 – 3e lid). Met de Participatiewet zou dat voor elke OR een stimulans moeten zijn om die wettelijke taak ter harte te nemen. Agenderen dus voor overleg met de bestuurder, want ondanks het gegeven dat de Participatiewet niet helemaal waarmaakt wat er beoogd is, blijft het tot het goed werkgeverschap te horen om inclusief personeelsbeleid uit te voeren.

  • Zelf de Eindevaluatie van de Participatiewet lezen? Klik hier
  • Als OR aan de slag met inclusief personeelsbeleid? Stuur een mail