Pensioenakkoord: wat staat er in?

Overheid, bonden en werkgevers hebben een akkoord bereikt over de pensioenen. Belangrijk gegeven: de AOW-gerechtigde leeftijd stijgt minder snel, waardoor oudere werknemers de komende jaren eerder met pensioen kunnen.

Stijging AOW-leeftijd minder snel

Het is vooral de generatie die nu met pensioen gaat die door de maatregelen wordt ontzien. De komende twee jaar wordt de AOW-leeftijd bevroren op 66 jaar en vier maanden. Daarna stijgt de pensioenleeftijd geleidelijk naar 67 jaar in 2024. Daarna blijft de AOW-leeftijd stijgen, maar minder snel dan de regering aanvankelijk wilde. Voor elk jaar dat de levensverwachting stijgt, gaat de AOW-leeftijd met acht maanden omhoog. In de oorspronkelijke plannen was dat een jaar langer werken voor elk jaar dat we gemiddeld langer leven. Op de website van de Sociale Verzekeringsbank kan je je pensioenleeftijd berekenen als dit akkoord wordt uitgevoerd.
Werkgevers, vakbonden en kabinet gaan ook onderzoeken of de AOW-leeftijd in de toekomst gekoppeld kan worden aan 45 dienstjaren van werknemers.

Overzicht pensioenleeftijden voor en na pensioenakkoord

Afschaffen doorsneepremie

De doorsneepremie waardoor jongeren onevenredig bijdragen aan het pensioen van ouderen wordt afgeschaft. Met de doorsneepremie leggen de jongeren verhoudingsgewijs nu veel geld in de pensioenpotten, terwijl ze maar moeten afwachten of er nog van over is tegen de tijd dat zij gebruik van gaan maken. Er komt een compensatieregeling voor de overgangsfase, zodat alle generaties een goed pensioen krijgen. Zonder deze compensatie krijgt een groot deel van de mensen die nu een pensioen opbouwen een lager pensioen.

Drie jaar eerder stoppen voor iedereen

De discussie over de zware beroepen is voor een belangrijk deel verplaatst naar de cao’s; daar kunnen aanvullende afspraken gemaakt worden voor deze medewerkers. Maar iedere werknemer krijgt de mogelijkheid om drie jaar eerder te stoppen met werken. Dat is vooral voor werknemers met een laag inkomen aantrekkelijk, want als er meer bruto inkomen dan 19.000 euro wordt verdiend door de werknemer krijgt de werkgever een boete als zo’n werknemer eerder met pensioen gaat.
De toeslagen voor onregelmatig en zwaar werk kunnen belastingvrij worden opgepot om eerder te stoppen. Ook is er de mogelijkheid om honderd weken verlof te sparen in plaats van de 50 weken die nu mogelijk zijn. Daarnaast komt er – tot 2025 – een tijdelijk fonds van 800 miljoen euro voor onder meer investeringen in duurzame inzetbaarheid en scholing.

Beperken van het lage inkomensvoordeel

Een voor werkgevers relevante maatregel is de beperking van het lage inkomensvoordeel en uitfasering van de regeling voor tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon (jeugd-LIV). Daarmee wordt een deel bekostigd van de 4 miljard euro die nodig is voor het verlagen van de AOW-leeftijd.

Andere rekenregels voorkomen korten van pensioenen of toch niet…

Er komen andere rekenregels voor de berekening van de buffers door de pensioenfondsen. Daarmee neemt de kans aanzienlijk af dat de fondsen hun pensioenuitkeringen moeten korten. Afgesproken is dat een korting niet meer nodig is als het pensioenfonds een dekkingsgraad heeft van 100 procent of meer. Voor veel pensioenfondsen is dat het geval, maar een fonds als de PME zat op 30 april 2019 op 100,3 procent en zit dus duidelijk – ook met de nieuwe rekenregels – in de gevarenzone.
Inmiddels heeft een commissie onder leiding van oud-minister Dijsselbloem geadviseerd de rekenrenteregels nog verder aan te scherpen. Daarmee is de kans op het korten op de pensioenuitkering vergroot.

Veranderende regels voor zzp’ers

Zzp’ers worden niet verplicht om een pensioen op te bouwen, maar door het pensioenakkoord wordt het wel gemakkelijker om deel te nemen aan een pensioenfonds. Ze krijgen wel de verplichting om een basisverzekering af te sluiten tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid, tenzij ze kunnen aantonen dat er genoeg middelen zijn om dat risico zelf te dragen.

De rol van de OR

Bij veranderende pensioenregelingen heeft de ondernemingsraad instemmingsrecht (WOR, artikel 27 1e lid onderdeel a en 7e lid), behalve als dat pensioen al in de cao inhoudelijk geregeld is. In bijna alle gevallen is het zeer aan te bevelen om gebruik te maken van de mogelijkheid om externe en onafhankelijke (van banken en pensioenverzekeraars) deskundigheid in te huren. Daarvoor moet wel van tevoren aan de bestuurder gemeld worden tegen welke kosten dat zal zijn.