Ondernemingsovereenkomst kan politiek primaat niet overrulen
Ondernemingsraden van de gemeentelijke, provinciale en rijksoverheid hebben te maken met het politiek primaat zoals de in de Wet op de ondernemingsraden (WOR) in artikel 46d is vastgelegd. De strekking ervan is dat de OR geen adviesrecht heeft op voorgenomen besluiten die door de politiek worden genomen, maar wel adviesrecht heeft op de gevolgen voor het personeel van dat besluit. Maar wat als de medezeggenschap een ondernemingsovereenkomst met de bestuurder heeft afgesloten die het adviesrecht juist uitbreid?
Een aantal gemeenten wil een gezamenlijk Shared Service Center (SSC) instellen. Op enig moment is afgesproken dat er een adviesaanvraag voor het voorgenomen besluit tot de ontvlechting taakveld inkoop ten behoeve van de overgang naar het SSC zal worden ingediend. Als die adviesaanvraag komt adviseert de OR negatief, maar stellen de gemeenten zich op het standpunt dat het besluit valt onder het politiek primaat en de OR daarover geen adviesrecht heeft.
Uiteindelijk komt het geschil in cassatie bij de Hoge Raad (HR) terecht.
Oordeel
De Hoge Raad oordeelt dat een bovenwettelijk adviesrecht het politiek primaat niet terzijde kan schuiven. Op grond van artikel 32 kunnen OR en bestuurder uitbreiding van de bevoegdheden van de ondernemingsraad afspreken, maar kunnen die afspraken niet het politiek primaat ongedaan maken.
Volgens de HR kan de ondernemer kan aan de ondernemingsraad een ‘informeel adviesrecht’ verlenen voor besluiten waarvoor het politiek primaat van toepassing is. De inhoud van dat adviesrecht wordt bepaald door wat de ondernemer en de ondernemingsraad daarover zijn overeengekomen. De wet verbindt – aldus de HR – aan een dergelijk adviesrecht niet de mogelijkheid van beroep bij de Ondernemingskamer (artikel 26 van de WOR). De ondernemer kan een zodanig beroepsrecht dan ook niet aan de ondernemingsraad toekennen.
Vervolg
Voor de betrokken ondernemingsraad maakt de jurisprudentie van de HR geen verschil meer. In een latere fase is er een uitspraak van de Ondernemingskamer geweest, dit keer over een besluit dat wel ging over de personele gevolgen van oprichting van het SSC, en daarbij werd de OR wél in het gelijk gesteld. De OR was onvoldoende in de gelegenheid gesteld om erover te adviseren en daarom moet de procedure opnieuw gevolgd worden.
Zelf de uitspraak van de Hoge Raad lezen? Klik hier