Een gemeenschappelijke ondernemingsraad instellen

Als de ondernemer de medezeggenschap op een andere manier wil organiseren is één van de ondernemingsraden het niet eens met het instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad (GOR). De voorzieningenrechter oordeelt dat vooral de ondernemer zelf in staat is om te beoordelen of de instelling van een GOR wenselijk is.

Bij een mediabedrijf is de medezeggenschap georganiseerd middels een centrale ondernemingsraad die uit vier ondernemingsraden gekozen is. De ondernemer wil in plaats van dit COR/OR-model één gemeenschappelijke ondernemingsraad instellen, zodat er nog maar één orgaan is waarmee overlegd hoeft te worden. Een van de ondernemingsraden is het daar niet mee eens en vraagt de voorzieningenrechter om daar een stokje voor te steken en van de bestuurder te eisen dat alle uitvoeringshandelingen teruggedraaid worden. De OR vindt de instelling van een GOR niet bevorderlijk voor een goede toepassing van de wet (Wet op de ondernemingsraden).

Oordeel voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter vindt terughoudendheid gepast bij het beoordelen of er sprake is van een goede toepassing van de wet. Hij wil niet op de stoel van de ondernemer zitten; daarmee krijgt de ondernemer enige vrijheid in het toepassen van de wet omdat hij zelf goed kan beoordelen of het GOR-model een betere toepassing van de wet oplevert dan het COR/OR-model. De rechter toetst vervolgens of de medezeggenschap zich daadwerkelijk op het niveau afspeelt als waar de zeggenschap zich bevindt. Ook het feit dat er voor het onderdeel waarvoor eerst een OR was ingesteld nu een onderdeelcommissie (OC) wordt ingesteld geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om de instelling van een GOR te verbieden. Voor het onderdeel is op deze manier een vorm van medezeggenschap gewaarborgd.


De uitspraak van de rechtbank Amsterdam is nog niet gepubliceerd.

Als ondernemingsraad aan de slag met de vormgeving van de medezeggenschap? Stuur een mail