Burn-outklachten nemen toe
Door de toename van taakeisen en verminderde autonomie over het eigen werk zijn de klachten over de psychosociale arbeidsbelasting (PSA) van personeel in de afgelopen 10 jaar fors toegenomen. De burn-outklachten stegen van 11 procent in 2007 naar 16 procent in 2017. TNO – die de cijfers heeft opgesteld – spreekt van een zorgwekkende toename. Alle reden voor de ondernemingsraad om werk te maken van de preventie van burn-out.
TNO stelt elke twee jaar de Arbobalans samen met de stand van zaken op het gebied van de arbeid en werkgerelateerde gezondheid. Daaronder vallen de fysieke maar ook de psychosociale arbeidsbelasting. Werkgerelateerd verzuim, arbeidsongeschiktheid en zorgkosten bedragen bijna 9 miljard euro per jaar, dus het voorkomen van uitval levert naast een betere gezondheid en welzijn van werknemers óók economisch voordeel op.
Vooral toename van hoge taakeisen
De fysieke en omgevingsbelasting voor werknemers zijn nagenoeg hetzelfde gebleven in de periode 2007-2017. De onderzoekers zien echter een zorgelijke toename van hoge taakeisen van 35 procent in 2007 naar 40 procent in 2017. Het helpt als werknemers zelf regelmogelijkheden hebben om hun werk te organiseren en op die manier met hoge taakeisen om te gaan. Volgens de onderzoekers melden meer werknemers een lagere autonomie dan eerder; 38 procent in 2007 naar 45 procent in 2017. De hoge taakeisen komen vooral voor in het onderwijs, gezondheidszorg en de horeca. In het onderwijs en de gezondheidszorg hebben werknemers ook vaak te maken met een hoge emotionele belasting. Werknemers in de horeca, het vervoer, de gezondheidszorg, de landbouw en het onderwijs hebben minder autonomie om hun werk te organiseren.
Burn-outklachten nemen opvallend toe
Volgens TNO is er sinds het begin van deze eeuw sprake van en ongunstige ontwikkeling voor werknemers door hogere taakeisen en lage autonomie. Ze zien sinds 2013 de burn-outklachten gestaag toenemen en noemen het zelfs ‘opvallend en zorgwekkend’. Een mogelijke oorzaak voor de toename kan liggen in de aantrekkende economie en het achterblijven van extra personeel om het extra werk te doen. Ook het niet kunnen vervullen van vacatures kan daarbij een rol spelen.
Ongewenst gedrag op het werk
In 2017 is bijna 6% van de werknemers in de afgelopen 12 maanden persoonlijk gediscrimineerd op het werk. De meest voorkomende vorm daarbij is leeftijdsdiscriminatie. De cijfers laten geen duidelijke groei zien in de afgelopen 10 jaar. De werknemers hebben vooral last van intimidatie op het werk door ‘derden’ (klanten, patiënten, bezoekers, verwanten, passagiers), maar denk ook aan ambulance- of brandweerpersoneel dat wordt gehinderd (vuurwerk, verbale agressie) bij het uitvoeren van hun taken.
In het openbaar bestuur, het vervoer en het onderwijs komen ongewenste omgangsvormen het vaakst voor, en het zijn vooral de vrouwen die daar vaker last van hebben dan mannen. En als we naar leeftijden kijken, dan hebben jongeren het vaakst te maken met extern ongewenst gedrag en ouderen juist met ongewenst gedrag van collega’s en leidinggevenden.
Zzp’ers hebben wat meer autonomie vergeleken bij de collega’s in loondienst en ervaren daardoor ook minder hoge taakeisen en lopen dan ook wat minder risico op een te hoge werkdruk.
Uitzendkrachten en flexwerkers lopen meer risico
Oproep- en invalkrachten lopen – net als de uitzendkrachten – meer risico in hun werk. Naast onbekendheid met de gevaren doen ze ook zwaar werk, doen ze dat in ongunstige houdingen, hebben ze te maken met trillingen en doen repetitief werk. Ze krijgen te maken met gevaarlijke stoffen en hebben – volgens TNO – de minst gunstige arbeidsomstandigheden.
Ze werken minder met beeldschermen; dat werk wordt meestal door vast personeel gedaan. Het vaste personeel heeft over het algemeen de beste arbeidsomstandigheden.
Nieuwe maatregelen tegen werkdruk blijven uit
Werkgevers zien zelf dat werkdruk en werkstress de belangrijkste risico’s voor de gezondheid van werknemers vormen. TNO stelt ook vast dat er nauwelijks nieuwe maatregelen getroffen worden om juist die risico’s aan te pakken. De werkgevers stellen dat werkdruk in functioneringsgesprekken en werkoverleg bespreekbaar wordt gemaakt, maar werknemers vinden dit niet genoeg.
Als vastgesteld wordt dat de gebruikelijke aanpak niet of onvoldoende werkt is het tijd voor nieuwe maatregelen.
Wat kan de OR doen?
Artikel 28 geeft elke ondernemingsraad een toezichthoudende taak op het gebied van de arbeidsomstandigheden. Op die grond kan de OR het nodige doen om die arbeidsomstandigheden te verbeteren.
- Bespreek met de bestuurder, preventiemedewerker en arbodienst de eigen cijfers van werkgerelateerd verzuim van de organisatie. Kijk naast de fysieke problemen die werknemers door hun werk krijgen vooral naar het vóórkomen voorkómen van burn-outklachten;
- Bespreek de maatregelen die de werkgever kan nemen om medewerkers met deze klachten te helpen en te ondersteunen, bijvoorbeeld door mindfulness, bedrijfsmaatschappelijk werk en coaching;
- Bespreek maatregelen om werkdruk structureel te verminderen en autonomie van werknemers te vergroten. Bespreek maatregelen om vacatures sneller vervuld te krijgen; een tal van branches (onderwijs, gezondheidszorg) is er sprake van aanzienlijke personeelskrapte en ontstaat daardoor een oorzaak van werkdruk en werkstress;
- Bespreek maatregelen om ongewenst gedrag door medewerkers, leidinggevenden en externen terug te dringen;
- Bespreek of er maatregelen getroffen moeten worden om de arbeidsrisico’s voor uitzendkrachten en flexwerkers te verminderen.;
- Check het plan van aanpak op maatregelen om werkdruk en werkstress te verminderen;
- Bespreek of er meer middelen in gezet kunnen of moeten worden om verbetering te brengen in geconstateerde problemen op het gebied van de fysieke belasting en PSA.
- Zelf de Arbobalans lezen? Klik hier
- Als OR aan de slag met werkdruk en arbeidsomstandigheden? Stuur een mail