Bestuurder daagt OR voor de rechter
Eigenlijk is het altijd de ondernemingsraad die naar de rechter stapt om zijn gelijk te halen, maar dit keer is het de bestuurder en een kandidaat-OR-lid die dat doen. Voor zover bekend is dat voor het eerst. Een zaak die in meerdere opzichten opmerkelijk is.
De ondernemingsraad van een zorgorganisatie wordt voor de kantonrechter gedaagd door een kandidaat-OR-lid en de bestuurder omdat de juiste procedure bij een tussentijdse verkiezing niet is gevolgd. De bestuurder heeft het kandidaat-OR-lid – als belanghebbende – in deze procedure ondersteunt, zodat het voor het eerst is dat een bestuurder de OR voor de rechter daagt.
De kandidaat is aan het re-integreren en was vroeger MT-lid, maar van terugkeer in het MT lijkt door ziekte geen sprake. De OR ziet procedurele bezwaren, maar de kandidaat vermoedt dat de raad hem gewoon niet als OR-lid wil hebben, en dus bezwaar maakt tegen de persoon van de kandidaat. De kandidaten voor de OR dienen aan de formele eisen uit het OR-reglement te voldoen voor het passief kiesrecht. De enige die zich niet kandidaat mag stellen is de bestuurder. Die wordt – op grond van artikel 1 – lid 4 van de Wor – niet geacht in de onderneming werkzaam te zijn.
Daarnaast zijn er twee kandidaat OR-leden die niet konden worden gekozen omdat er voor hun kiesgroep geen zetels beschikbaar waren. Het kandidaat-OR-lid heeft zich pas bij de tussentijdse verkiezingen voor zijn kiesgroep kandidaat gesteld.
Wat zegt de WOR?
Elke belanghebbende kan bij de kantonrechter bezwaar maken tegen een onwettige werkwijze van de ondernemingsraad op grond van de algemene geschillenregeling (artikel 36) van de Wet op de ondernemingsraden (Wor). Ook de bestuurder is zo’n belanghebbende, evenzo alle in de onderneming werkzame personen en de vakorganisaties. Voorafgaand aan een procedure bij de kantonrechter kan vrijwillige bemiddeling door de bedrijfscommissie worden gevraagd, daar is hier niet voor gekozen.
Bezwaren over een kandidaat voor de OR kunnen niet over de persoon gaan, maar alleen over de wettelijke vereisten die nodig zijn om zich kandidaat te mogen stellen, zoals de termijn waarin de medewerker werkzaam in de onderneming is, of hij zich terecht voor een bepaalde kiesgroep kandidaat stelt.
De ondernemingsraad en bestuurder kunnen – op grond van artikel 13 van de Wor – een eenmaal gekozen OR-lid bij de kantonrechter laten uitsluiten van alle of bepaalde werkzaamheden in de OR. Maar daarvoor is er wel een ‘dossier’ nodig waaruit moet blijken dat het functioneren van de OR en/of de overlegvergadering met de bestuurder ernstig door het OR-lid wordt belemmerd.
Uitspraak
De kantonrechter heeft de ondernemingsraad in het gelijk gesteld. Het belangrijkste argument: voor de kiesgroep waaruit de kandidaat-OR-lid kwam zijn geen vacatures en kan hij niet voor een andere kiesgroep in de ondernemingsraad komen. De bezwaren van bestuurder en het (ex)MT-lid dat de kiesgroepindeling niet deugt worden door de kantonrechter niet in behandeling genomen.
OR-reglement deugt niet
Opmerkelijk is een artikel uit het OR-reglement over de wijze waarop met vacatures wordt omgegaan: ‘In geval van opvulling van een vacature in de OR hanteert de OR, mits er geen reserve-kandidaat van de laatstgehouden verkiezingen beschikbaar is en mits er binnen 2 maanden geen algemene verkiezingen plaatsvinden, de verkorte procedure. Deze procedure houdt in dat een geïnteresseerd personeelslid zonder inachtneming van de kandidaatstermijnen tot OR-lid kan worden benoemd, mits de persoon in kwestie ten minste een jaar voor de benoeming in de onderneming werkzaam is, mits de bestuurder met de benoeming akkoord gaat en mits er geen bezwaren vanuit de achterban worden aangetekend.’
Door deze werkwijze worden OR-leden niet gekozen door de in de onderneming werkzame personen, maar bepaalt de OR zelf wie er in aanmerking komt om OR-lid te worden. Dat is in strijd met de Wor; een dergelijke bepaling hoort niet in het reglement thuis.
In dit geval heeft de kantonrechter niets met dit artikel gedaan, maar is het in de procedure wel naar voren gebracht. De OR heeft zich daarbij beroepen op de ‘kan’-bepaling in het artikel. Daarmee vindt de OR dat er sprake is van een discretionaire bevoegdheid van de ondernemingsraad. Zo’n bevoegdheid komt in de Wet op de ondernemingsraden niet voor, dus kan van zo’n bevoegdheid voor de OR geen sprake zijn.
Commentaar
Het is een opmerkelijke zaak dat de bestuurder voor/samen een MT-lid een procedure start tegen de ondernemingsraad. Het getuigt van verstoorde verhoudingen en dan is procedure bij de kantonrechter alleen zinvol als het ‘gelijk’ gehaald moet worden. Nu de kantonrechter een uitspraak heeft gedaan is dat gelijk bij de OR komen te liggen (al gaan die zelf in de fout met hun bepaling over tussentijdse vacatures). De verhoudingen zullen door de uitspraak niet verbeteren. Het was beter geweest om voor bemiddeling en mediation te gaan, bijvoorbeeld bij de Bedrijfscommissie Markt II.
Zelf de uitspraak lezen? Klik hier