Deeltijdpensioen om duurzaam inzetbaar te blijven

Mensen werken steeds langer door. Dat komt niet alleen door het verhogen van de AOW-leeftijd, maar ook omdat er mogelijkheden zijn om in aanloop naar het pensioen wat minder te gaan werken. In tal van organisaties en branches is het generatiepact ingevoerd, waardoor het mogelijk wordt om als 60-plusser met inlevering van wat salaris – maar met behoud van de volledige pensioenopbouw – minder te gaan werken. Bij zo’n regeling is er dubbel voordeel te behalen: de werknemer heeft door meer hersteltijd meer kans om tot aan zijn pensioen inzetbaar te blijven en voor de vrijkomende uren worden jonge werknemers aangesteld. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft een andere optie om langer door te werken uitgewerkt: het deeltijdpensioen.
Geleidelijk minder gaan werken heeft grote voordelen. Zo wordt er rekening gehouden met de verminderde fitheid en gezondheid en zal de overgang van een volledige baan naar een volledig pensioen minder ingrijpend zijn. Vooral mannelijke 60-plussers kiezen richting hun pensioen steeds vaker voor werken in deeltijd. Nu werkt één op de zes 60-plussers in deeltijd, terwijl dit onder vooroorlogse generaties 60-plussers nog één op de veertien was.
Grote deeltijdbanen, van 20 tot 32 uur per week zijn relatief populair bij mensen vanaf 61 jaar. Kleine deeltijdbanen van hoogstens 12 uur per week komen vaker voor bij mensen vanaf 64 jaar. Bij vrouwen is ook de tussencategorie (12 tot 20 uur) gangbaar, maar dat lijkt niet een bewuste keuze te zijn voor  geleidelijke uittreding denken de onderzoekers. Het zou meer te maken hebben met de algemene voorkeur van vrouwen voor deeltijdwerk. Voor vrouwen lopen verschillende trends nog teveel door elkaar voor harde conclusies.

Deeltijdpensioen

Naast de mogelijkheden die een generatiepactregeling op branche of organisatieniveau biedt is er ook de mogelijkheid van een deeltijdpensioen. Het aantal mensen dat bij de grote pensioenfondsen ABP en PGGM een deeltijdpensioenregeling gebruikt verdubbelde tussen 2012 en 2015. Toch is dat volgens de onderzoekers van het CPB kennelijk niet voldoende geweest om de wens naar geleidelijk uittreden te vervullen. Want die wens leeft sinds 2006. Ongeveer een op de 16 mannen vanaf 60 jaar met een voltijdsbaan zou graag in deeltijd werken. De onvervulde wens betreft zowel werk van 20 tot 32 uur per week als werk van minder dan 12 uur per week. De tussenliggende baanduur van 12 tot 20 uur per week is – zo blijkt – bij mannen niet in trek.

Steeds later starten met minder werken

Sinds 2001 stijgt de leeftijd waarop oudere werknemers willen beginnen met werken in deeltijd. Voor grote deeltijdbanen is die beginleeftijd opgeschoven van 56 naar 61 jaar; aan een kleine deeltijdbaan beginnen we bij voorkeur pas als we 64 jaar zijn. Bij vrouwen zien we hetzelfde beeld als bij mannen. Het belangrijkste verschil is dat vrouwen ook belangstelling tonen voor werk tussen 12 en 20 uur per week. Aannemelijk is dat het opschuiven van de AOW-leeftijd daar een rol bij speelt.

Deeltijdpensioen onbekend en daardoor onbemind?

Volgens het CPB zou meer kennis over het deeltijdpensioen het gebruik van de regeling stimuleren. De ondernemingsraad kan met de bestuurder afspreken dat daar meer aandacht aan besteed wordt, evenals dat andere maatregelen om duurzaam inzetbaar te blijven worden benut. Denk aan demotie, blijven opleiden, jobcrafting, generatiepact-regelingen e.d.
  •  Publicatie CPB ‘Geleidelijke uittreding en de rol van deeltijdpensioen’ lezen? Klik hier
  •  Als ondernemingsraad aan de slag met duurzame inzetbaarheid? Klik hier