De volgorde in reorganisaties

In een adviesprocedure over de verhuizing van een deel van het bedrijf en de voorgenomen uitbesteding van werkplaats-activiteiten en de magazijn-functie worden bestuurder en ondernemingsraad het niet eens. Uiteindelijk komt de kwestie voor behandeling op de rol van de Ondernemingskamer (OK) in Amsterdam. 
 
De OR brengt een negatief advies uit als de ondernemer een deel van het bedrijf van Haarlem naar Den Haag wil verplaatsen. Volgens de ondernemer zou de verhuizing tot verhoging van de efficiency, kostenbesparing, nauwere samenwerking met het moederbedrijf en synergievoordelen leiden. De OR ziet dat anders en oordeelt dat er vooral sprake is van een ontmanteling van het bedrijf. De OR wil dat de ondernemer op zoek gaat naar een strategische partner om het magazijn in Haarlem over te nemen en op die manier werk in Haarlem te behouden. De ondernemer wil eerst verhuizen en daarná pas op zoek naar een strategische partner. 
 

De Ondernemingskamer

De OK oordeelt dat afdoende is aangetoond dat de resultaten van het bedrijf in de afgelopen zijn achtergebleven en maatregelen om die te verbeteren nodig zijn. Zowel het gebouw als machines in Haarlem zijn verouderd. Het moederbedrijf wil daar niet meer in investeren en heeft in Den Haag een verdieping leeg staan waarin het kantoorpersoneel uit Haarlem kan gaan werken. Daardoor ontstaat er ook meer samenwerking en samenhang met het moederbedrijf en wordt er aanzienlijk op de kosten van huisvesting bespaard. In zijn besluit laat de ondernemer zien dat de nadelen van de verhuizing (kwaliteitsverlies, reistijden, afstand werkplaats engineering, onzekerheid en vertrek medewerkers, verlies klanten) zijn afgewogen tegen de voordelen die de verhuizing te bieden heeft (besparing op huisvesting, de beschikbare verdieping bij het moederbedrijf, synergievoordelen en de hoop op verbeterde samenwerking). 
De OK stelt ook vast dat ook na de verhuizing er sprake is van een zelfstandige onderneming met een eigen directie, een eigen ontwerp-, engineering-, service-  en verkoopafdeling voor zowel nieuwe als bestaande producten. 
De eis van de ondernemingsraad wordt dan ook afgewezen. Volgens de OK is de OR voldoende door de ondernemer geïnformeerd over de motieven voor het besluit en is bij het nemen van het besluit ook rekening gehouden met het door de OR aangeleverde alternatieve plan. De OK vindt ook niet onredelijk dat de ondernemer eerst wil verhuizen en pas dan op zoek wil naar een strategische partner. De ondernemingsraad had dat liever andersom gehad: eerste een partner om vervolgens daarmee af te spreken dat werkplaats en magazijn in Haarlem zouden kunnen blijven. 
Kortom: de volgorde van reorganisatiebesluiten maakt nogal wat uit. 
In dit geval oordeelt de OK dat de ondernemer de adviesprocedure zorgvuldig heeft uitgevoerd en rekening heeft gehouden met de inbreng van de ondernemingsraad en wijst het verzoek van de OR dan ook af.
 

Commentaar

Een procedure door de ondernemingsraad bij de OK zal alleen slagen als aangetoond kan worden dat de bestuurder steken heeft laten vallen in de adviesprocedure. Dat gaat vaak om onvolledige of onjuiste informatie die de OR ontvangt en er daardoor voor zorgt dat de raad ‘niet n redelijk tot een advies kan komen’. De schade aan de overlegrelatie met de bestuurder moet natuurlijk ook meegewogen worden in het besluit om naar de rechter te stappen. Een procedure zal vaak schade aan die overlegrelatie opleveren. Stap dus alleen naar de rechter als aantoonbaar de bestuurder onoverkomelijke steken in de adviesprocedure heeft laten vallen. De kosten voor het inhuren van een jurist dienen van te voren aan de bestuurder te worden medegedeeld.
 
  • Zelf de uitspraak van de Ondernemingskamer lezen? Klik hier
  • Als OR aan de slag met een reorganisatie? Klik hier