Vaststellen billijke ontslagvergoeding
Met de invoering van de Wet werk en zekerheid (WWZ) in juli 2015 is de transitievergoeding ingevoerd. Een wettelijk recht om de kosten om van werk naar werk te komen te kunnen betalen. Voor het toekennen van zo’n transitievergoeding is geen procedure bij de kantonrechter nodig. Dat wordt anders als een werkgever zich niet als goed werkgever gedraagt. In dat geval heeft de werknemer recht op een billijke ontslagvergoeding. Onlangs deed de Hoge Raad (HR) een uitspraak over het toekennen van een billijke ontslagvergoeding, want in de WWZ was de wijze waarop die berekend moet worden niet vastgelegd.
Een kapster stapte naar de kantonrechter omdat ze ten onrechte was ontslagen. De kantonrechter is niet akkoord gegaan met de door de kapster verzochte vergoeding van zo’n € 57.000, maar bepaalde de vergoeding op € 4000. Ook het hof vond deze vergoeding gerechtvaardigd, maar voegde daar nog aan toe dat de vergoeding die de werkgever moet betalen ook zodanig moet zijn dat die als ‘straf’ voor het onheus werkgeverschap zou moeten dienen. Een werkgever mag niet op een koopje van zijn personeel afkomen. De HR heeft zich nu over de oordelen van kantonrechter en hof uitgesproken.
Een ontslagvergoeding is geen straf voor de werkgever
Duidelijk is dat de HR geen aanleiding ziet om de billijke vergoeding als staf voor werkgever te zien. Bij de totstandkoming van de WWZ is dat nooit als argument meegenomen. Het is een vergoeding voor de schade die een werknemer door de handelwijze van de werkgever leidt, en niet meer dan dat.
De HR heeft nu enkele uitgangspunten geformuleerd voor het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding:
- Er dient een juiste compensatie voor de schade van de werknemer als uitgangspunt genomen te worden en die niet als straf voor de werkgever hoort te dienen;
- Er dient te worden uitgegaan van alle omstandigheden van het geval (waaronder de duur het van het dienstverband, de hoogte van het loon en de reden waarom een werknemer om een billijke vergoeding verzoekt in plaats van vernietiging van de opzegging);
- De gevolgen van het ontslag zoals misgelopen loon, arbeidsmarktkansen en een eventuele nieuwe baan en het daarbij behorende loon) moeten worden meegewogen in het oordeel;
- De rechter moet in zijn oordeel vermelden op basis van welke omstandigheden hij het bedrag heeft vastgesteld.
De werkneemster die naar de Hoge Raad was gestapt, krijgt mogelijk nu toch een hogere billijke vergoeding. Het Hof wordt gevraagd om te bepalen welke vergoeding passend is.
Zelf de uitspraak van de Hoge Raad lezen? Klik hier
Als OR aan de slag met het ontslagbeleid in organisatie of bedrijf? Klik hier