OR heeft adviesrecht bij doorstart na faillissement
In de zaak van het faillissement en doorstart van drogisterijketen DA heeft de Hoge Raad (HR) een duidelijke uitspraak gedaan over het adviesrecht van de ondernemingsraad bij deze besluiten. Eerder had de Ondernemingskamer in Amsterdam nog geoordeeld dat de OR geen adviesrecht toekwam bij faillissement en doorstart. De Hoge Raad oordeelt daar anders over.
De ondernemingsraad van DA was in cassatie gegaan tegen de uitspraak van de Ondernemingskamer (OK). De OR is van mening dat de raad om advies gevraagd had moeten worden op het moment dat tot faillissement en vervolgens doorstart besloten zou worden. De curator heeft destijds dat advies niet gevraagd, de OK vond die werkwijze juist en zag in de WOR geen verplichting voor de curator om advies te moeten vragen.
De HR oordeelt dat de curator tijdens het faillissement de bevoegdheden van de ondernemer uitoefent, inclusief die in de zin van de Wet op de ondernemingsraden. Hij is echter ook bestuurder in het kader van de Faillissementswet (Fw). De HR ziet – in tegenstelling tot de OK – bij een doorstart, waarbij er sprake van de verkoop van activa om de organisatie in vernieuwde vorm voort te zetten, dat het adviesrecht van de OR van toepassing is. Evenzo geldt dat voor de situatie waarin de organisatie failliet is verklaard. De HR ziet ook dat de vereisten van artikel 25 uit de WOR niet altijd te combineren zijn met wat de Fw met betrekking tot het faillissement van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de onderneming in stand houdt aan de curator oplegt. In sommige gevallen kan dus alsnog het adviesrecht van de OR worden beperkt. Het adviesrecht van de OR bij faillissement is door de uitspraak van de HR is dan ook niet onwrikbaar vastgesteld, maar biedt voor curator meer verplichting en voor de OR meer ruimte om bij faillissement en doorstart een adviesprocedure te doorlopen.
De HR heeft de zaak terugverwezen naar de Ondernemingskamer, die vooral een uitspraak moet doen over de kostenverdeling.