Elf uitgangspunten voor goede medezeggenschap
Met het formuleren van 11 uitgangspunten voor goede medezeggenschap wil de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) van de SER vooral inspiratie bieden voor de vorming en bevordering van medezeggenschap in bedrijf en organisatie. De uitgangspunten zijn gebaseerd op wat het CBM ziet als goede medezeggenschap. De ondernemingsraad kan deze 11 punten zeker benutten om de eigen medezeggenschap en de organisatie daarvan te evalueren.
Het CBM heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd:
1. Diversiteit en representativiteit
Uitgangspunt: goede medezeggenschap is er voor iedereen, dus ook voor flexibele werknemers en uitzendkrachten. De raad zou een goede afspiegeling moeten zijn van alle groepen van de in de onderneming werkzame personen. Denk ook aan de mensen die in het kader van de Participatiewet in de onderneming werkzaam zijn of worden.
2. Democratisch mandaat
Uitgangspunt: goede medezeggenschap beschikt over een democratisch mandaat. Dat wordt gewaarborgd door het organiseren van democratische en geheime verkiezingen waarbij de OR zich aan zijn eigen reglement en de bepalingen uit de WOR houdt.
3. Betrokkenheid van medewerkers
Uitgangspunt: goede medezeggenschap vraagt om de betrokkenheid van medewerkers bij de belangrijke besluiten in de organisatie. Een gezond draagvlak voor de te nemen besluiten draagt bij aan de effectiviteit van de te treffen maatregelen. Voor de OR ligt er een taak om de betrokken achterban bij deze belangrijke besluiten te betrekken.
4. Passende structuur
Uitgangspunt: goede medezeggenschap heeft een medezeggenschapsstructuur die bij de eigen organisatie aansluit. Ook de wetgever verplicht de ondernemer die structuur te kiezen die een goede toepassing van de WOR mogelijk maakt. Principes als ‘medezeggenschap volgt zeggenschap’ zijn daar onder meer de basis voor.
5. Gelijkwaardigheid
Uitgangspunt: bestuurder en ondernemingsraad zijn gelijkwaardige overlegpartners. Dat betekent dat beide partijen voorstellen kunnen doen. Begrip – over en weer – voor elkaars positie is een belangrijke basis om die gelijkwaardigheid in praktijk te brengen.
6. Gemeenschappelijke visie
Uitgangspunt: een gemeenschappelijke visie op de medezeggenschap van ondernemer en OR helpt om medezeggenschapsprocedures soepel te laten verlopen. Er is altijd de mogelijkheid om praktische afspraken daarover in een ondernemingsovereenkomst (artikel 32 van de WOR) vast te leggen.
7. Bewustzijn rol en taak
Uitgangspunt: bestuurder en OR kennen hun rol en taak op het gebied van de medezeggenschap. Voor de OR ligt die vooral in het vertegenwoordigen van de in de onderneming werkzame personen. Stem verwachtingen tussen OR en bestuurder van elkaar af. Eventuele afspraken kunnen in een ondernemingsovereenkomst worden vastgelegd.
8. Kennis en kunde
Uitgangspunt: er is kennis en kunde – bij zowel de bestuurder als de OR – nodig voor goede medezeggenschap. En als die kennis er niet is, dan kan de OR die organiseren door gebruikt te maken van het recht op scholing uit de WOR (artikel 18) of door externe deskundigheid in te huren (met melding vooraf over de kosten aan de ondernemer).
9. Elkaar beïnvloeden via dialoog
Uitgangspunt: goede medezeggenschap is elkaar beïnvloeden en ruimte bieden. Dat gaat vooral door een zorgvuldige dialoog – zowel binnen de OR als in het overleg met de bestuurder – op basis van onderbouwde argumenten.
10. Draagvlak en co-creatie
Uitgangspunt: goede medezeggenschap vraagt om het vroegtijdig betrekken van de OR. Daarmee krijgt de OR een taak en rol die al in de planvormingsfase er toe doet. Goede afspraken hierover voorkomen conflicten en reeds genomen besluiten voordat de OR erbij betrokken wordt.
11. Intrinsieke waarde
Uitgangspunt: goede medezeggenschap heeft een meerwaarde in zichzelf en is daarmee waardevol. Medezeggenschap behoort een belangrijke waarde in de organisatie te zijn.